Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Palts

betekenis & definitie

[<Lat. palatium. paleis}, in de Merovingische en Karolingische tijd gebouwencomplex, de koningshoeve, bezit van de vorst, welke villae over het gehele rijk verspreid lagen. Door de produktenhuishouding, waarbij de vorst de bijdragen van zijn onderdanen slechts ten dele in geld en verder in diensten en/of produkten moest opeisen. moesten deze laatste, daar de verkeersmiddelen en de aard der produkten verzamelen op een centraal punt niet toelieten, ter plaatse door de vorst met zijn hof gebruikt worden.

Het waren dus feitelijk de belastingkantoren van het rijk. Daarom trok bv. Karel de Grote van palts tot palts. Begrijpelijk dat de Karolingen aan deze landgoederen veel gelegen was en zij daarom verordeningen uitvaardigden, waarin tot in bijzonderheden het beheer ervan werd geregeld (→ Capitularia). In de latere Middeleeuwen naam van een burcht die aan de keizer behoorde en die diende tot tijdelijke residentie.Litt. K.Plath, Die Königspfalzen der Merovinger und Karolinger (1894); W.Weitzel, Die deutschen Kaiserpfalzen und Königshöfe vom 8. bis zum 16. Jahrh. (1905);

G.Schlag. Die deutschen Kaiserpfalzen (1940).