Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Middelburg

betekenis & definitie

Ned. gemeente, hoofdstad van de prov. Zeeland.

Ontstond in de 9e eeuw uit een burcht tegen de Noormannen; 1103 als handelsplaats vermeld: kreeg 1217 stadsrechten van graaf Willem i van Holland en gravin Johanna van Vlaanderen (ingevolge het condominium ingesteld bij het → verdrag van Brugge, 1167); zetel van de baljuw van Zeeland bewester Schelde. In de 15e—16e eeuw belangrijke handel en scheepvaart (→ Arnemuiden); 1383—1445 stapelplaats voor het Engelse laken; 1582-1625 hadden de → Merchants Adventurers hier hun kantoren; 1616-1878 had Middelburg een wisselbank; bezat regionaal → stapelrecht voor geheel Walcheren. In de 16e eeuw nam de handel, vooral na de verovering van Antwerpen door de Spanjaarden (1585), een hoge vlucht (Middelburg was sinds 1574 in Staatse handen), zodat het in de le helft 17e eeuw de tweede handelsstad van de Republiek was. In de tweede helft der 17e eeuw verloor de handel relatief aan betekenis, in de 18e eeuw trad verval in. al werd er 1720 de Commercie Compagnie opgericht (vnl. slavenhandel), die tot 1850 heeft bestaan. In de 19e eeuw ging de stad (ondanks zijn lokale marktfunctie) commercieel nog meer achteruit (Rotterdam had Middelburg overvleugeld, het Sloe was verzand en inpolderingen hadden van Middelburg een landstad gemaakt), maar sinds het einde van die eeuw kreeg de stad vrij wat nieuwe industrie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging een groot deel van de oude stadskern verloren; thans grotendeels gerestaureerd.Litt. A.Wisse, De Commercie-Compagnie te Middelburg (1933); W.S.Unger. Middelburg als handelsstad (1935); W.S.Unger. De monumenten van Middelburg (2e dr. 1943); W.S.Unger. het archief der Middelburgsche Commerciecompagnie (1951): G.A.de Kok. Abdij van Middelburg (1965); W.S.Unger, De gesch. van Middelburg (2e dr. 1966); P.W.Sijnke, Uit de Middelburgse historie (1978).