Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Maatschappij tot Nut van 't Algemeen

betekenis & definitie

Ned. organisatie, opgericht 16.11.1784 te Edam door een groep vooruitstrevenden, van wie de doopsgezinde predikant Jan Nieuwenhuijzen uit Monnikendam de leider was. Een vorm van het 18e-eeuwse rationalisme, dat in de volksontwikkeling een machtig middel voor de vooruitgang van de mensheid zag en daarom de nadruk legde op verbeterd onderwijs.

De Maatschappij, waarvan de leden georganiseerd werden in zgn. departementen, schreef prijsvragen uit, stichtte bewaar- en lagere scholen, steunde arme ouders bij het laten leren van hun kinderen, stichtte spaarbanken en leesbibliotheken, organiseerde concerten, lezingen, toneelvoorstellingen e.d. en gaf advies aan de regering. De Maatschappij verwierf 1918 het recht op een bijzondere leerstoel in de pedagogiek aan de Univ. van Amsterdam; richtte 1919 te Amsterdam het Nutsseminarie voor Pedagogiek op. later de Nutsacademie voor Pedagogische en Maatschappelijke Vorming in Rotterdam. Maandblad: Volksontwikkeling.Litt. Gedenkboek ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan (1934): Het Nut nu (vele dr.).