Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Investituur

betekenis & definitie

(middeleeuws Lat. investitura, bekleding), het verlenen van de geestelijke waardigheid aan een bisschop door het overreiken van ring en staf. De keizers benoemden de bisschoppen en maakten hen tegelijk tot wereldlijk heer over hun bisdom.

Dit had voor hen twee voordelen: zij kozen geestelijken, die hun waren toegedaan en daar dezen geen kinderen hadden, die hen opvolgden, waren zij veel betrouwbaarder vazallen dan de wereldlijke heren, wier lenen erfelijk waren (het zgn. → Ottoonse stelsel). Toen dan ook paus Gregorius VII (1073—85) de afschaffing van de lekeninvestituur eiste, waardoor de keizer geen bisschoppen meer zou kunnen benoemen, begon hiermee de Investituurstrijd (1075-1122) tussen keizer en paus. Tijdens deze strijd bleven de bisschoppen lange tijd trouw aan het rijksgezag (o.a. de Utrechtse bisschoppen Willem I en Koenraad van Zwaben); de wereldlijke heren bestreden het keizerlijk gezag ten einde grotere onafhankelijkheid te krijgen. De strijd leidde ook tot schisma’s (schisma van Kamerijk en van → Luik).De strijd eindigde met een nederlaag van de keizer, hetgeen een versterking van de macht van de wereldlijke heren betekende, terwijl de bisdommen Utrecht en Luik de steun van de keizer verloren. (→ Concordaat van Worms).

Litt. A.Fliche, La réforme grégorienne (3 dln., 1924-28); W.Ullman, The growth of papal government in the middle ages (1970).


Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis?Word vriend van Ensie en ontvang een gratis encyclopedie!