Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Het Gooi

betekenis & definitie

(ook: Gooiland). Ned. landstreek ten zuidoosten van Amsterdam, aansluitend bij de Utrechtse heuvelrug.

Het Gooi werd blijkens vuursteenvondsten reeds in het Mesolithicum bewoond: uit het Neolithicum zijn er standvoet- en klokbekers gevonden. In de bronstijd vestigden zich er vertegenwoordigers van de Wessex-cultuur en naar de in 1899 in Hilversum gevonden aardewerkvondsten spreekt men van Hilversumbekers (→ Hilversumcultuur). In de vroege Middeleeuwen had Het Gooi een gemengde bevolking van Friezen en Saksen, waarbij het Saksische element overheerste. In de 10e eeuw behoorde Het Gooi. toen Naerdinclant (land van Naarden) geheten, tot het gebied van graaf Wichman, die het 968 aan het door hem gestichte nonnenklooster te Elten schonk: het kerkelijk gezag werd door de bisschop van Utrecht uitgeoefend. Begin 13e eeuw kreeg Gijsbrecht n van Amstel van de abdis van F.lten enige rechten in Naerdinclant. terwijl hij van de bisschop van Utrecht Muiden. Diemen en Weesp in leen ontving. de heren van Amstel breidden hun bezit steeds verder uit, waardoor conflicten met de graven van Holland en met de bisschoppen van Utrecht ontstonden.

In 1280 werd Naerdinclant door de abdis Godelinde overgedragen aan graaf Floris V. In de 14e eeuw werd de naam Naerdinclant geleidelijk vervangen door de naam Gooi, waarschijnlijk afgeleid van go of gouw (landstreek). In de 15e eeuw werd Het Gooi een afzonderlijk baljuwschap. In de latere geschiedenis speelt vooral Naarden, de enige stad van Het Gooi. een belangrijke rol. In de late Middeleeuwen werd Het Gooi herhaaldelijk betrokken in de strijd tussen het graafschap Holland en het bisdom Utrecht: Hoekse troepen verwoestten 1350 een groot deel van Het Gooi en begin 16e eeuw had het veel te lijden van de strooptochten van de Geldersen. Door de krijgsbedrijven (Spanjaarden in de 16e eeuw, Fransen in 1672). de slechte communicatiemiddelen en de zandlandbouw met gemengd bedrijf (schapenteelt), die slechts een sober bestaan verschafte, kwamen de dorpen in Het Gooi niet tot bloei.

Alleen Huizen richtte zich op visvangst (Zuiderzee). Tot in de 19c eeuw bleef Het Gooi een uithoek, tot het 1874 uit zijn isolement werd verlost door de opening van de Oosterspoorweg. die verbinding met Amsterdam en Amersfoort gaf.Litt. J.B.Rodenburg, De grenzen van het Gooi (1938); D.T.Enklaar en A.C.J.de Vrankrijker. Gesch. van Gooiland (3 dln. 1939—41, herdr. 1975): A.C.J.de Vrankrijker. Naerdinclant (1947): K.Blauw. Over het bestuur van Gooiland voor 1795 en de ramp van 1350 (TvG, 1954); A.C.J.de Vrankrijker. Stad en lande van Gooiland (1968): J.Lobber.

Het Gooi. Toen en nu (1972): A.C.J.de Vrankrijkcr, Gesch. van Gooiland tv. 1925—75 (1976).