Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Eerste Wereldoorlog

betekenis & definitie

(1914-18),

België

Een maand na de aanslag te Serajewo (28.6.1914) werd het Belg. leger op oorlogssterkte gebracht (29.7.) en werd de mobilisatie uitgeroepen (31.7.), maar slechts met het doel de neutraliteit te beschermen. Op 2.8. overhandigde de Duitse gezant het ultimatum aan de Belg. regering; de afwijzing hiervan - eenparig door ministerraad en kroonraad uitgesproken - werd 3.8. aan Duitsland kenbaar gemaakt. Op 4.8. trokken de eerste Duitse troepen de Belg. grenzen over en rukten, na de val van de Maasforten, naar Brussel op, dat 20.8. werd bezet; vandaar uit trok het Duitse leger naar Antwerpen (bezet 9.10.) en naar de kust. Op 15.9. was slechts een klein deel Belg. grondgebied onbezet: een deel van West-Vlaanderen, achter de IJzer, waar de stellingenoorlog begon. De Belg. regering was uitgeweken en had zich te → Sainte-Adresse, bij Le Havre, gevestigd. De kath. regering de Broqueville werd er 1916 uitgebreid met drie ministers: de liberalen P.Hymans en Goblet D’Alviella en de socialist E.Vandervclde.

Bezet België werd bestuurd door Duitse gouverneurs-generaal: Von der Goltz (2.9.-2.12.1914). Von Bissing (dec. 1914—april 1917) en Von Falkenhausen. De bezetting drukte zwaar op de bevolking, na de gewelddaden bij de inval gepleegd (o.m. te Leuven, Dinani. Aarschot): ca. 100 000 werklozen werden naar Duitsland gedeporteerd, evenals vooraanstaande personen (Max. Pirenne). Jongelieden moesten zich regelmatig aanmelden op de Meldeämter; grondstoffen werden opgeëist; levensmiddelen ontbraken, ondanks de oprichting van het → Nationaal Hulp- en Voedingscomité.

De bezetter vond slechts steun bij een klein aantal Vlamingen, de Activisten (→ Activisme), die hun programma met Duitse hulp wilden verwezenlijken. In maart 1918 eindigde de loopgravenstrijd aan de IJzer: een algemeen geallieerd tegenoffensief werd ingezet. o.l.v. de Franse generaal Foch en koning Albert: eind okt. werd West-Vlaanderen bevrijd. De aanval ging verder tot aan de Scheidelinie, die bij de wapenstilstand (11.11.) was bereikt. Koning Albert deed zijn intrede te Brussel op 22.11.1918.

Litt. J.Pirenne en M.Vauthier, La législation et l’administration allemandes en Belgiques (1925): H.Pirenne. La Belgique et la guerre mondiale (in: Histoire de Belgique IV. 1954): R.Dinjeart. Les Opérations militaires de l’Armée beige au cours de la Guerre 1914-1918 (in: H.Pirenne. Histoire de Belgique iv. 1954).

Nederland

Nederland kon neutraal blijven, omdat deze neutraliteit in het belang was van Engeland èn Duitsland èn door een reeks gelukkige toevallen. Wel ondervond het de nadelen van de duikbotenoorlog: 88 Ned. koopvaardijschepen werden tot zinken gebracht. Berucht is de torpedering van de Tubantia (mrt. 1916) en het vasthouden van de gehele handelsvloot in de Amerikaanse havens (zomer 1917). Op 30.3.1916 vond de zgn. alerte plaats: Engeland zou volgens Duitse bron voornemens zijn België aan te vallen en hiertoe zouden Britse troepen op de linkeroever van de Schelde landen. Duitsland zou dan gedwongen zijn ten koste van de Ned. neutraliteit maatregelen te nemen. Op 2.4.1916 kwam er ontspanning: Duitsland had zich ‘vergist' en bood verontschuldigingen aan.

De achtergronden van deze alerte zijn nog steeds niet duidelijk. Op 14.3.1918 eisten de geallieerden inlevering van de gehele Ned. scheepstonnage; zo niet. dan zouden de schepen gevorderd worden en zou Amerika geen graan meer leveren. Maar Duitsland dreigde bij inwilliging de levering van kolen en grondstoffen te staken. Nederland gaf echter toestemming en de VS en Engeland legden beslag op 700 000 ton Ned. schepen. Dit leidde tot spanningen met Duitsland, die een hoogtepunt bereikten april 1918 en waartoe de → zand- en grindkwestie de aanleiding vormde. Binnenslands berokkende de Engelse blokkade groot nadeel, daar Engeland zekerheid wilde dat de invoer niet ten goede aan Duitsland zou komen en dal uitvoer niet van Duitse herkomst was.

De → Ned. Overzee Trust Maatschappij (not) wist deze moeilijkheden op te lossen. Hoewel hierdoor werkelijke hongersnood niet is voorgekomen, werd de toestand toch

slecht, daar de afkondiging van maximumprijzen en de distributieregeling niet aan hun doel beantwoordden. Aan het eind van de oorlog kwamen dan ook herhaaldelijk aardappel- en broodrelletjes voor. De moeilijkheden brachten echter een samenwerking van de politieke partijen tot stand (ministerie → Cort van der Linden, 1913-18), die leidde tot de grondwetsherziening van 1917. De oproep tot revolutie nov.1918 van P.J.→ Troelstra werd een mislukking.

Litt. M.W.F.Treub, Oorlogstijd (2e dr. 1917); H.T.Colenbrander. Studiën en aantekeningen over Ned. politiek 1909-1919 (1920); N.Japikse. Die Stellung Hollands im Weltkriege (1921): II.von Moltke. Erinnerungen. Briefe.

Dokumente (1922); A.van den Bosch. The neutrality of the Netherlands during the World War (1927); J.H.Hoogendijk, de Ned. koopvaardij in den oorlogstijd (1930) ; M.W.F.Treub. Herinneringen en overpeinzingen (1931) ; P.H.Ritter Jr., De donkere poort II (1931); N.Bosboom, ln moeilijke omstandigheden (1933); A.S.de Leeuw, Nederland in de wereldpolitiek, Hfdst. vi en vu (1936): C.T.de Jong. de Ned. neutraliteit tijdens de F.erste Wereldoorlog (in: TvG 1952).