Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Deventer

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Overijssel.

Ontstond in de tweede helft van de 8e eeuw als een Frankische basis tegenover het land van de Saksen; diende tevens als christelijke missiepost voor → Lebuïnus (✝ ca.780) en zijn opvolger → Liudger; was reeds ca.850 een handelsnederzetting; van het eind van de 9e eeuw tot 918 wijkplaats voor de door Noormannen belaagde bisschoppen van Utrecht. Kwam 1046 in bezit van de bisschop van Utrecht; kreeg 1123 van keizer Hendrik v stadsrecht, dat normatief werd voor alle steden in Overijssel. In de 13e eeuw? kwam Deventer als volberechtigde Hanzestad tot volle bloei. Op geestelijk gebied werd Deventer tijdens de late middeleeuwen één der centra van de → moderne devotie. 1528 kwam de stad aan keizer Karel v; in 1559 werd zij bisschopsstad. Werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog 1578 door Rennenberg veroverd voor de Staatsen. die het in 1587 door verraad van William Stanley weer verloren, maar het onder prins Maurits definitief heroverden (1591). Tijdens het Twaalfjarig Bestand werd de contraremonstrantse leer er verdedigd door de predikant-dichter Revius.

Deventer behoorde tijdens de Republiek tot de drie grote steden die afgevaardigden naar de Statenvergadering van Overijssel zonden. De stad was van 1672—74 bezet door de legers van de bisschop van Munster; 1785-87 hadden de patriotten er de overhand. In het midden van de 18e eeuw ontwikkelde zich in Deventer metaalindustrie. Na de ontmanteling van de vesting (1857) herkreeg Deventer o.a. door de aanleg van spoorwegen een vrij belangrijke positie.Litt. J.Acquoy, Deventer’s participatie in de West Indische Compagnie (1922); Z.W.Sneller, Deventer, die Stadt der Jahrmärkte (1936); G.J.Lugard, Deventer (1949); G.Lugard, de zingende stad. een historie van Deventer (1959); E.H.ter Kuile, De Ned. monumenten van gesch. en kunst iv, 2: Zuid-Salland (1964).