Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

David van Bourgondië

betekenis & definitie

bisschop van Utrecht (1455-96), ‘ca. 1427 Atrecht. ✝ 16.4.1496 kasteel de Duurstede; bastaard van Filips de Goede van Bourgondië en Nicolette de Bosquiel. 1451-55 bisschop van Terwaan; 1455 bisschop van Utrecht (Gijsbrecht van -→ Brederode). Steunend op de Bourgondische macht, dwong hij de stad Utrecht zijn gezag te erkennen; heerste 1470—77 onbeperkt over de stad en stichtte zelfs een hooggerechtshof, de Schive, dat vonnissen van de stedelijke rechters reviseerde.

Zijn hof te Wijk-bij-Duurstede was een middelpunt van kunst en wetenschap. Met de dood van de Bourgondische hertog Karel de Stoute trad een tijdperk van verwarring in; de stad Utrecht dwong hem 28.7.1477 de zgn. compositie af, waarbij David zijn centralisatiemaatregelen moest intrekken; moest sinds 1481 strijden tegen de Hoekse Utrechtenaren onder burggraaf Jan m van Montfoort, die gesteund werd door Kleef. Werd 1483 door keizer Maximiliaan van Oostenrijk in zijn macht hersteld.Litt. N.B.Tenhaeff, Bisschop David en zijn stad (1920); D.T.Enklaar, Het landsheerlijk bestuur in het Sticht Utrecht aan deze zijde van de IJssel gedurende de regering van bisschop David van Bourgondië (1922); S.B.J.Zilverberg, David van Bourgondië (1951).