Gepubliceerd op 21-01-2020

HOUTSMA, PIETER

betekenis & definitie

(Schingen 1926-Schingen), bestuurder op kerkelijk en agrarisch terrein, veehouder; voorzitter van de Friese Maatschappij van Landbouw s. 1973, lid van het Frico-bestuur en het Produktschap Zuivel, en van het dagelijks bestuur van resp. de coöp. zuivelfabriek Dronrijp, de Maatschap, Fresia (s. 1960) en De Takomst (1971); raadslid s. 1962 en wethouder s. 1966 van de gem. Menaldumadeel voor de CHU, Statenlid s. 1974; president-kerkvoogd van de streekgemeente Ried c.a.-Schingen c.a. alsmede lid van de Hervormde Synode voor de classis Franeker sinds 1970.

< >