Gepubliceerd op 21-01-2020

BOER

betekenis & definitie

Vanouds heeft de boer een belangrijke plaats in het Friese gemeenschapsleven. Ten plattelande hadden de „dikke boeren” veel gezag, een toestand die tot in de jaren ’50 in Frl. gehandhaafd bleef.

De snelle maatschappelijke ontwikkelingen in de jaren ’50 en ’60 maakten het boerenbestaan echter steeds minder aantrekkelijk en aanzienlijk. Het inkomen van de agrariër ging in verhouding met dat van andere bevolkingsgroepen sterk achteruit, slechts weinigen konden het zich permitteren een arbeider (agrarisch medewerker) in dienst te houden, vrije tijd bleef er voor boeren nog nauwelijks over.

De met schaalvergroting en mechanisering samenhangende noodzaak tot het afsluiten van geldleningen maakte hen afhankelijk van banken.In de Fr. literatuur is de boer, zowel actief als passief, van zijn belangrijke plaats verdrongen. Een nieuwe generatie schrijvende boeren is na de Tweede Wereldoorlog niet meer opgekomen. Aan boeren en hun problemen wordt in de romans die na 1954 zijn uitgekomen, nauwelijks meer aandacht besteed. Een uitzondering hierop wordt gevormd door enkele KFFB-boeken.

Zie ook Landbouw; Sanering; afz. produkten.

< >