Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

William Nicholson

betekenis & definitie

1) engelsch bibliograaf, geb. te Plumland in 't graafschap Cumberland 1655, bezocht de voornaamste bibliotheken van Duitschland, was achtereen bisschop van Carlisle, aartsbisschop van Londonderry, en pas benoemd tot aartsbisschop van Cashell, toen hij 1727 stierf. Men heeft van hem de Hislorical Bibliography van Engeland (1690—91); van Schotland (1702), van Ierland 1724), alle drie bijeen (1776); wijders ook nog Leges Marchiarum (Londen 1705 en 1747); enz.

2) engelsch geleerde, geb. te Londen 1753, gest. aldaar 1815, heeft een geachten naam als natuur- en scheikundige. Hij schreef en vertaalde verscheidene werken over die vakken van wetenschap, en redigeerde ook een daaraan gewijd tijdschrift, dat als Nicholson s Journal algemeen bekend is (5 dln. Londen 1797—1800). Zijne proefnemingen verslonden echter veel geld, zoodat zijne finantiën in de war geraakten, waardoor hij genoodzaakt was schulden te maken, die hij niet betalen kon, zoodat hij ten slotte daarvoor gegijzeld werd.

< >