(baron van Plassey, lord), geb. 29 Sept. 1725 op Styche in het engelsche graafschap Shrop, ging 1743 naar Madras in O.I., trad in krijgsdienst, en onderscheidde zich spoedig in de oorlogen der Oost-iudische Compagnie tegen de Franschen en de inboorlingen des' lands. Bevorderd tot luitenantkolonel, tuchtigde hij 1755 de Maharatten, en overwon den vijandig gezinden, hem met eene veel sterkere troepenmagt aantastenden nabob van Bengalen, Soerajah Dowla, in den slag bij Plassey 26 Junij 1757, door welke schitterende overwinning het britsche gezag in Indiè voor goed werd gevestigd.
Bij zijn terugkeer in Engeland 1760 werd C. met onderscheiding ontvangen, tot peer van Ierland en tot baron van Plassey verheven. In 1765 veroverde hij, ten gevolge van nieuwe onlusten in O. I., nieuwe landstreken voor de Compagnie, trachtte het financiewezen te regelen en het bestuur op betere grondslagen in te rigten. Wederom in Engeland teruggekeerd werd hij beschuldigd van misbruik van magt; wel regtvaardigde hij zich volkomen van die aantijging, zoodat het Huis der Gemeenten hem onschuldig verklaarde : doch dat hij deswege ter verantwoording was geroepen, trok hij zich derwijze aan, dat hij, iu weerwil van het vorstelijk vermogen dat hij bezat, door een pistoolschot zelf een einde maakte aan zijn leven (22 Nov. 1774).
