Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Richard cox

betekenis & definitie

1) engelsch godgeleerde, geb. 1499, gest. 1581, was professor te Cambridge en Oxford, vervolgens onderwijzer van koning Edward, die hem benoemde tot deken van Westminster. Onder Maria Tudor verbannen, verkreeg hij onder Elizabeth het bisdom Ely, en werd belast met de herziening der anglicaansche kerkgezangen.

2) (sir), iersch geschiedschrijver, geb. 1650, gest. 1733. IJverig protestant zijnde, werd hij door Willem III benoemd tot gouverneur van het graafschap Cork en lord-kanselier van Ierland ; maar bij den dood van koningin Anna (1714) verloor hij deze zijne ambten. Men heeft van hem eene Geschiedenis van Ierland (1689—1700), die te Rome op den Index is geplaatst.

< >