fransch staatsman en geschiedschrijver, geb. omslr. 1445 op het kasteel zijner familie (zie het vorige art.), gest. 170ct. 1509 op het kasteel Argenlon, trad eerst in dienst van Karel den Stoute, hertog van Biirgundië; dezen vorst verliet hij 1472 om zich te verbinden aan Frankrijks koning Lodewijk XI, die hem met rijkdom en eer overlaadde, hem minister maakte, en hem tot vertrouweling nam in al zijne plannen. Na den dood van Lodewijk XI koos C. de partij van den hertog van Orleans tegen de regentes ulaine de Beaujeu", viel deswege in ongenade, en werd zelfs eenigen tijd te Loches gevangen gehouden in een dier ijzeren kooijen, die uitgedacht waren door Lodewijk XI; maar hij kwam later weder in gunst, vergezelde Karel VIII naar Italië, en werd door dien vorst met verscheidene belangrijke onderhandelingen belast.
Onder Lodewijk XII bekleedde hij geen ambten, en besteedde zijnen tijd aan het opstellen van zijne Mémoires (4 dln. Parijs 1523; menigmaal herdrukt; laatste editie Londen 1855). In dit werk, meer dan eenig ander in staat om licht te verspreiden over de regeringen van Lodewijk XI en Karel VIII, vertoont C. zich als een door en door geslepen staatsman, die de schandelijkste kuiperijen ten uitvoer hielp brengen, en ze met de grootste koelbloedigheid beschrijft als gold het de onschuldigste dingen van de wereld.
