lat. Nicwa, thans Isnik, stad in KleinAzié, prov.
Bithynië, aan het meer Ascanins (thans Meer van Isnik), werd aanvankelijk Antigonia genoemd door Anligonus, den stichter, en vervolgens vergroot door Lysimachus, die den naam der stad veranderde in N. ter eere van zijne gemalin Nicea. Te N. werden geboren de sterrenkundige Hipparchus en de geschiedschrijver Dio Cassius. Vooral vermaard is N. door een algemeen concilie (het tweede), dat daar in 325 gehouden werd door keizer Constantijn den Groote, op welk concilie, naar aanleiding van de Ariaansche twisten, de ketterij van Aldus veroordeeld, en de op het oude apostolische symbool gegronde Nicenische Geloofsbekenlenis vastgesteld werd. Bij hetzelfde concilie werd ook vastgesteld op welken dag het Paaschfeest gevierd moest worden. In 787 werd hier eene tweede algemeene kerkvergadering (het 8e oecumenische concilie) bijeengeroepen door keizerin Irene en haren zoon Constantijn V; hij dit concilie werden de Beeldstormers veroordeeld, en de vereering der beelden gehandhaafd. De kerkvergadering, die hier bijeengeroepen werd door keizer Constantius, is bekend onder den naam van het valsche concilie van N. In 1076 veroverd door Soiiman, werd N. hoofdstad van het sultanaat Konieh. In 1097 door de Kruisvaarders in bezit genomen, en 1204 aan Lodewijk van Blois geschonken met den titel van hértogdomN. (of hert gdom Bithynië), moest het echter door den begiftigde worden veroverd, hetgeen hem niet gelukken mocht, want Theodorus Lascaris I, die er destijds meester van was, wist zich in het bezit van N. te handhaven, en wat meer zegt daaraan toe te voegen: Lydië, een gedeelte van Phrygië, en het kustland langs den Archipel tot aan Ephesus. In 1206 verhief Lascaris al het op dat tijdstip onder zijn gezag staande grondgebied tot een keizerrijk (keizerrijk Nicea) en liet zich als keizer kronen. In 1261 werd dit keizerrijk door Michaëi Paleologus ingelijfd bij liet rijk van Constanlinopel. De keizers, die 1206—1261 over N. geregeerd hadden, zijn:Theodorus Lascaris 1 (1206—1222)
Johannes Ducas Vatalius (1222—55)
Theodorus Lascaris II (1255—59)
Johannes Lascaris (1259—60)
Michaël Paleologus (1260).
De Turken maakten zich van N. meester in 1335. Zie ISNIK.
Verscheidene andere steden droegen den naarn N., o. a. eene stad N. aan den Hydaspes (Indus), gesticht door Alexander, ter gedachtenis aan zijne overwinning op Porus; een ander UT. in de romeinsche provincie der Zee-Alpen, zijnde het tegenwoordige Nizza; enz.