(C.), een Bomein, beroemd door zijne deugden, en door zijne vriendschap voor Scipio Africanus, dien hij vergezelde naar Spanje en naar Afrika, en die veel van zijnen roem te danken had aan de hulp van L.; door L. werd Carthageue veroverd, en Syphax verslagen en gevangen genomen. In 190 v.
Chr. werd L. tot het consulaat verheven; hij behandelde Polybius op eenen voet van vriendschap, en leverde hem belangrijke bijzonderheden tot het samenstellen van zijn geschiedkundig werk.(C.), zoon van den vorige, was nauw bevriend met Africanus secundus, dien bij vergezelde naar het beleg van Carlhago. Bij zijnen lerugkeer werd hij benoemd tot opperbevelhebber in Lusitanie, waar hij eenige voordeelen bevocht op Viriathus; in 110 v. Chr. werd hij tot consul benoemd. Cicero heeft den naam van Lwlius gegeven aan zijne Samenspraak over de Vriendschap.