1) een der zonen van Saul, beroemd om zijne dapperheid, maar vooral om zijne hechte vriendschap voor David, in weerwil dat deze aan J.'s vader den troon betwistte. In den slag bjj Gilboa tegen de Philistijnen sneuvelde J„ even als ook zijn vader en zijne broeders in dien veldslag den dood vonden.
Behalve in de hoofdstukken 13,14,18,19, 20, 23, 31 van het Eerste boek van Samuel, wordt J. vermeld : II Sam. 1: 4 ; 9: 3; I Chron. 8 : 33, 34; 9: 39, 40; 10: 2, 6, 8, H.
2) zoon van den joodschen priester Abjathor; If Sana. 15: 27, 36; 17: 17, 20; 1 Kon. 1: 42, 43.
3) onderscheidene personen in het O. T.: Richt. 18: 30; II Sam. 21 : 21; 23: 32; I Chron. 2: 32, 33; 11: 34; 20: 7; 27: 25, 32; II Chron. 17: 8; Ezra 8: 6; 10: 15; Neh. 12:11,14,18,35; Jerem. 37: 15, 20; 38: 26; 40: 8.