duitsch philoloog en schrijver, geb. H Juli 18)3 te Keulen, studeerde aldaar, te Bonn en te Berlijn, werd 1846 bibliothecaris aan het r.-katholiekgymnasiumaldaar, ontving 1849 den titel van professor, en heeft vooral veel belangrijks geschreven over het leven en de werken van Göthe; buitendien eene Kritik und Erklärung der Horazischen Gedichte (5 dln.
Brunsw. 1840—44); De versu quem vocant saturnio (Bonn 1838); Fragmente der epischen Poesie der Griechen (2 dln. Keulen 1840—42); enz.