geb. 28 Febr. 1776 te Port-au-Prince, een Mulat, kwam zeer jong naar Frankrijk, trad 1792 in krijgsdienst, en nam tijdens den inval der Engelschen op St.-Domingo een werkdadig aandeel aan den oorlog der kolonie tegen de Engelschen; na de troonsbeklimming van Dessalines trad B. aan het hoofd der kleurlingen met Péthion, dien hij door zijne militaire en administrative talenten ondersteunde bij de stichting van eene onafhankelijke republiek in het westelijk gedeelte des eilands. Hij streed met goed geluk tegen de zwarte horden van Cbristoph, en werd door Péthion (die 29 Mrt. 1818 stierf) aan het volk als zijn opvolger aanbevolen.
Als president der republiek vereenigde hij ook het monarchale gedeelte des eilands met de republiek, en wist het zoo ver te brengen, dat dezelve 1825 door Frankrijk onafhankelijk werd verklaard. Van dat oogenblik af bestuurde hij de republiek Haïti ruim 15 jaren lang in ongestoord en vrede; door te veel de kleurlingen te begunstigen, verbitterde hij echter de zwarten tegen zich : en hieruit ontstonden onlusten, ten gevolge waarvan B. moest vlugten. Hij nam de wijk naar Jamaica, deeddaarformeelafstand van het presidentschap, en begaf zich vervolgens naar Parijs, waar hij 9 Julij 1850 stierf.