oud en aanzienlijk engelsch geslacht, onderscheidde zich door zijne gehechtheid aan het Roomsch-catholicismus. In het begin der 15e eeuw vermaagschapte de familie H. zich door huwelijk met die der hertogen van Norfolk (zie NORFOLK), en speelde gedurende langen tijd eene gewichtige rol in de geschiedenis.
De familie H. heeft zich in een aantal takken gesplitst, nl: Norfolk (oudste tak), Suffolk, Eifmgham, Nottingham, Carlisle, Arundel, Stafford. De voornaamste leden van het geslacht H. zijn:(John), de hertog uit het nieuwe huis Norfolk, zoon van Robert H. en Margareta, de erfdochter uit het oude geslacht der hertogen van Norfolk. Hij werd 1483 verheven tot graaf-maarschalk van Engeland, onderscheidde zich in de oorlogen van Hendrik VI tegen den koning van Frankrijk (Karel VII), werd vervolgens gebezigd als onderhandelaar bij het fransche hof, bij dat van Burgundie, en in Portugal; onder Eduard IV was hij een der tegenstanders van de koningin, verklaarde zich tegen Eduard V ten voordeele van den protector (later Richard III), werd ter belooning daarvoor door Richard verheven tot hertog van Norfolk en tot lord-admiraal van Engeland, Ierland en Aquitanie; doch hij stierf eenige dagen na den slag van Boswortii (1485).
(Thomas), oudste zoon van den vorige en 2e hertog van Norfolk, werd krijgsgevangen in den slag van Bosworth, en kwam eerst vierdhalf jaar later weder in vrijheid. Door Hendrik VII gebezigd om eenen opstand tc onderdrukken, kweet hij zich van die taak tot volle tevredenheid des konings, die hem 1501 benoemde tot lordkanselier; in 1520 verheven tot graaf-inaarscbalk, stierf hij ambteloos 1524. Hij was de grootvader der ongelukkige Catharina H.
(Thomas), 3e hertog van Norfolk, oudste zoon van den vorige, geb. omstr. 1473, vergezelde den markies van Dorset op den tocht naar Gujenne, werd benoemd tot grootadmiraal, droeg veel bij tot de overwinning, die 1513 bij Fiodden behaald werd op den koning van Schotland, en bewees nieuwe diensten aan den koning tijdens den opstand in Ierland, die door hem onderdrukt werd. Desniettegenstaande werd hij, even als zijn zoon (de graaf van Surrey), door Hendrik VIU verdacht heimelijk naar de kroon te streven, en beiden werden in de gevangenis geworpen (1546): de zoon werd onthoofd, en de vader werd eerst zeven jaren later in vrijheid gesteld, na gedurende de gansche regeering van Eduard VI in gevangenschap te hebben gezucht. Bij de troonsbeklimming van koningin Maria (1553) werd hij gerehabiliteerd, en stierf ambteloos 1554. Hij was een oom van de ongelukkige Catharina H.
(Henry), graaf van Surrey, oudste zoon van den vorige, geb. omstr. 1515, onderscheidde zich als krijgsman en als dichter. Even als zijn vader, droeg hij veel bij tot den voorspoed van Hendrik VIII, en genoot vele jaren lang de gunst van dien vorst. Benoemd tol kapitein-generaal der engelsche troepen in Frankrijk, bemachtigde hij Boulogne 1546; doch kort daarna eene nederlaag geleden, en bovendien door eenige onvoorzichtige uitdrukkingen het wantrouwen des •bnings gaande gemaakt hebbende, viel hij in ongenade, en werd in staat van beschuldiging gesteld: ter dood veroordeeld, eindigde hij Jan. 1547 zijn leven op het schavot.
(Thomas), 4e hertog van Norfolk, oudste zoon van den graaf van Surrey, geb. omstr. 1536, was lang een der voornaamste vertrouwelingen van Elizabeth, en een der commissarissen, die in 1568 door de koningin benoemd werden om de pas als vluchteling in Engeland aangekomene Maria Stuart een verhoor te doen ondergaan: door haar ongeluk en schoonheid getroffen, vormde hij het plan om haar te bevrijden en te trouwen; doch zijn oogmerk werd ontdekt, en hij werd deswege 1572 ter dood veroordeeld.
(Henry), graaf van Northampton, 2e zoon van den graaf van Surrey, geb. 1539 te Norfolk, verbond zich eerst aan den graaf van Essex, en later aan Robert Cecil, de tegenpartij van zijnen eersten beschermer; bij de troonsbeklimming van Jacobus I als koning van Schotland, dien hij op den troon had helpen brengen, werd hij verheven tot graaf van Northampton en grootzegelbewaarder. Hij was een man zonder eer of karakter, die zich tot het verachtelijke werktuig maakte van de schandelijke hartstochten van Jacobus I. Hij stierf 1614.
(Charles), graaf van Nottingham, groot-admiraal van Engeland, nit hetzelfde geslacht ais de vorigen, was een zoon van William H., graaf van Elïinghani, en een kleinzoon van den 2en hertog van Norfolk. In 1588 voerde hij het bevel over de vloot, die de ■Onoverwinnelijke vloot" der Spanjaarden vernielde; in 1596 bemachtigde hij Cadix, en verbrandde in die haven eene nieuwe spaansche vloot. Ter belooning voor zijne diensten werd hij 1597 tot graaf van Nottingham verheven. Essex, die hem zijnen roem misgunde, trachtte te vergeefs om hem in ongenade te brengen; later; toen Essex veroordeeld was wegens verraad, was H. degene (zegt men), die bewerkte, dat Essex geen gratie van Elizahetli verwerven kon. Hij stierf 1624.
(Thomas), 6e hertog van Norfolk en graaf van Arundel, geb. omstr. 1580, maarschalk van Engeland onder de regeering van Jacobus 1 en van Karel 1, gest. 1646, heeft zich beroemd gemaakt als een beschermer van kunst en wetenschap. Door hem werd William Petty naar de Levant uitgezonden ter opsporing van oudheden; 1627 keerde hij in Engeland terug met de op het eiland Paros ontdekte beroemde marmeren tafelen, bekend onder den naam van Kronijk van Paros, bevattende de voornaamste gebeurtenissen uit de geschiedenis van Griekenland van 1582 tot 264 v. Chr. Door John Selden werd die kronijk in het licht gegeven (1629, met latijnsche vertaling en commentavién; later door Prideaux (1676), Maittaire (1732) en Chandler (1763). Door den kleinzoon van den graaf van Arnndel werden deze kostbare marmeren tafels 1667 aan de universiteit van Oxford geschonken.
(William), graaf van Stafford, zoon van den 6en hertog van Norfolk (zie STAFFORB).
(Charles), He hertog van Norfolk, uit eene jongere linie (die uit den 4en hertog gesproten was), verliet 1780 de roomsche Kerk om den titel van graaf-maarschalk van Engeland te kunnen voeren (eene in zijne familie erfelijke waardigheid), kwam 1780 in het Lagerhuis, en droeg veel bij tot den val van het ministerie van lord North; hij bestreed de staatkunde van Rockingham, Shelburne en Pitt, die oorlog met Frankrijk wilden; doch eenmaal in beginsel tot den oorlog besloten zijnde, schaarde hij zich aan de zijde van het ministerie, om den oorlog zoo goed mogelijk te helpen voeren. Hij stierf 1815 zonder nakomelingschap; d" titel van hertog van Norfolk ging op een neef over, die mede van den 4en hertog van Norfolk afstamde.