Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Gigot d’elbée

betekenis & definitie

vendeesch generaal, geb. 1752, stelde zich 1793 aan het hoofd der boeren van Beaupréau, diende eerst onder Catelineau, werd na diens dood als opperbevelhebber erkend, bracht den Republikeinen de nederlaag toe hij Coron en bij Beaulieu, doch had vervolgens niets dan tegenheden ; bij Lucon geslagen, bij Chollet gekwetst, werd hij gevangen genomen op het eiland Noirmoutiers, en ontving den kogel. Hij had weinig veldheersbekwaamheid; men gaf hem den bijnaam van »generaal der Voorzienigheid”, omdat hij, eer het gevecht begon, altijd tegen zijne soldaten placht te zeggen: •Jongens, de Voorzienigheid zal ons wel overwinnaar laten blijven.”

< >