aanvoerder der Vendeërs, geb. 17 April 1763 te Couffé bij Ancenis in Bretagne, diende tot 1790 bij de marine (was luitenant ter zee), begaf zich toen naar de emigranten te Coblentz, keerde echter naar Frankrijk terug, en werd een der voornaamste royalistische aanvoerders in den oorlog der Vendee. Hij nam deel aan de belegering van Nantes en van Lucon, die beiden noodlottig voor zijne partij afliepen.
Toen er onder de royalistische aanvoerders tweespalt ontstond, verliet C. met zijne divisie plotseling de koninklijke armee; van dat oogenblik af alleen staande in den strijd, was zijn schoonste wapenfeit de verovering van bet republikeinsche kamp van St.-Christophe bij Chailans (1794). Later door de armee van generaal Hoche ingesloten, vingtte C„ na een allermoorddadigst gevecht bij Saint-Ayr (1796), in de bosschen van Aizenay en Chabotière ; zijne zwakke legermagt was geheel vernietigd; hij zelf werd in het bosch gevonden, met wonden bedekt en badende iu zijn bloed; niettemin werd hij gevankelijk naar Nantes vervoerd, en daar 29 Maart 1796 doodgeschoten.