Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Ferdinand (spanje)

betekenis & definitie

verscheidene koningen in Spanje, waarvan wij eerst terloops zullen vermelden:

I, bijgenaamd de Rechtvaardige, koning van Aragonië, tweede zoon van Jan I, koning van Castilië, en Eleonora van Aragonië, regeerde over Sicilië en Aragonië van 1409 tot 1416.

II; zie hieronder FERDINAND V.

De eigenlijke koningen van Spanje zijn:

I, bijgenaamd de Groote, eerste koning van Castilië, zoon van Navarra’s koning Sancho III, veroverde 1037 het koningrijk Leon, maakte de koningen van Toledo, Sarragossa en Sevilla aan zich schatplichtig, verdreef de Mooren uit Castilië, maakte zich meester van een groot gedeelte van Portugal, en nam zelfs, om zoodoende aan te duiden dat hij den schepter zwaaide over geheel Spanje, den titel van keizer aan. Men verwijt hem den dood van zijnen broeder Garcias IV, koning van Navarra, die het leven verloor in den veldslag bij Burgos (1054), en de wreedheden, die hij beging tegen de door hem overwonnene vijanden. Hij stierf 1065, na zijn rijk verdeeld te hebben onder zijne drie zonen.

II, koning van Leon, zoon van Alfons VIII, en diens opvolger in 1157, onderscheidde zich in zijne omstreeks dertigjarige regeering door voorzichtigheid, dapperheid en minzaamheid. Na den dood van zijnen broeder Sancho lil, werd F., gedurende de minderjarigheid van zijnen neef Alfons IX, tot rijksbestuurder van Castilië benoemd. Hij onderdrukte de woelingen, veroorzaakt door den naijver tusschen de familiën Castro en Lara, ontweldigde den Mooren verscheidene gewichtige plaatsen, breidde de grenzen van zijn rijk uit, en stierf in 1188, terwijl hij toebereidselen maakte om eenen kruistocht te ondernemen. Onder zijne regeering ontstond de orde van Alcantara.

III, bijgenaamd de Heilige, kleinzoon van Ferdinand II, en zoon van Alfons IX, koning van Leon, en dona Berengaria, koningin van Castilië. Geboren in 1200 beklom hij 1217 den troon van Castilië, nadat zijne moeder ten zijnen behoeve afstand daarvan gedaan had, en volgde 1230 zijnen vader Alfons op als koning van Leon; zijne beide rijken vereenigde hij tot een ondeelbaar koningrijk, en sedert dien tijd zijn ze niet weder gescheiden; hij veroverde het koningrijk Murcia, en verdreef de Mooren uit de steden Cordova, Sevilla, Cadix, enz.; hij stichtte de universiteit Salamanca, en stierf 1252. Door paus Clemens X werd hij 1671 heilig verklaard; gedenkdag 30 Mei.

IV, bijgenaamd de Gedaagde, koning van Castilië en Leon, geb. 1285 te Sevilla, volgde zijnen vader Sancho IV op in 1295, doch had gedurende zijne minderjarigheid eene veelbewogene regeering. Zijn oom, don Juan, deed zich uitroepen als koning van Leon, en Alfons de la Cerda nam den titel aan van koning van Castilië. De koningen van Portugal en Aragonië maakten zich meester van verscheidene belangrijke plaatsen in F.'s rijk. Gelukkig echter voor den jongen koning F. voerde zijne moeder, koningin Maria, het regentschap met zooveel wijs beleid, dat haar zoon in het bezit bleef van zijne kroon. Hij verdreef de Mooren, die zijn rijk overweldigd hadden, en ontrukte hnn 1309 Gibraltar. In eene vlaag van toorn liet F. twee edellieden van eene hooge rots naar beneden werpen ; eer die twee dit vreeselijke lot ondergingen, daagden zij F., om binnen 30 dagen voor Gods rechterstoel te verschijnen; en bij kwam werkelijk binnen dien tijd te sterven; vandaar dat men hem den bijnaam heeft gegeven van Gedaagde.

V, bijgenaamd de Katholieke, koning van Castilië, Aragonië, Granada en Sicilië, geb. 10 Maart 1452, zoon van Jan II, koning van Aragonië en Sicilië, trad 1469 in den echt met lzabella van Castilië, over welk rijk hij namens zijne vrouw regeerde sedert 1474. Doordien hij 1479 ook den troon zijns vaders erfde, vereenigde hij de beide rijken onderzijnen schepter. Door de macchiavelistische staatkunde van F. en lzabella trad een geheel nieuw regeerstelsel in het aanzijn; de macht der groote leenheeren werd door hem gefnuikt, inzonderheid door de invoering van de Inquisitie (1481); in 1492 ontweldigde F. de stad Granada aan de Mooren, verdreef in hetzelfde jaar de Mooren uit zijn rijk; leende 1492 het oor aan de voorstellen van Columbus, die daarop de nieuwe wereld voor hem ging ontdekken; en in 1504 ontrukte F. het koningrijk Napels aan de Franschen, die het met hem gezamenlijk hadden veroverd. In datzelfde jaar 1504 verloor F. zijne gemalin lzabella, die Castilië naliet aan hunne (eenig in leven geblevene) jongste dochter Johanna, die 1495 gehuwd was met aartshertog Filips van Oostenrijk, stadhouder der Nederlanden; doch krachtens de door lzabella gemaakte beschikking bleef F. regent over Castilië tot aan de meerderjarigheid van zijnen kleinzoon don Carlos (later de beroemde Karel V). Wel trachtte Filips dit regentschap aan F. te ontnemen, doch stierf reeds 1506, en Johanna werd krankzinnig, zoodat F. nu door al de landsgrooten van Castilië erkend werd als voogd over don Carlos en rijksbestuurder. Na Izabella’s dood trad F. in den echt met gravin Germain de Foix, welk huwelijk kinderloos bleef. In 1512 bemachtigde F. het koningrijk Navarra tot aan de Pyreneën, en had zoodoende het geheele hispanische schiereiland onder zijnen schepter gebracht. Spanjes grootheid klom onder zijne regeering tot eene nooitgekende hoogte; doch men beschuldigt hem van wispelturigheid en van schurkachtige geslepenheid; niettemin verwierf hij den eernaam van Katholieke, door zijne veroveringen op de Mooren en door de macht, die hij aan de Inquisitie in handen gaf. De goede trouw van Lodewijk XII van Frankrijk werd meer dan eens door F. bedrogen; ter bereiking van zijne oogmerken vond F. eenen machtigen steun in de geslepenheid van zijnen minister kardinaal Ximenes en in de krijgskundige bekwaamheid van zijnen veldheer Gonsalvo de Cordova. Toen F. 27 Jan. 1516 stierf, werd hij in Spanje opgevolgd door Karel I, beter bekend onder den naam van keizer Karel V.

VI, bijgenaamd de Wijze, geb. te Madrid 1712, zoon van Filips V, dien hij 1746 opvolgde op den spaanschen troon ; hij deed veel om het welzijn zijner onderdanen te bevorderen, doch stierf zonder kinderen na te laten 1759, nagenoeg wezenloos, in een klooster. Onder de regeering van dezen F. werd Lima, de hoofdstad van Peru, 1746 nagenoeg geheel verwoest door eene aardbeving; Quito, in hetzelfde land, onderging een gelijk lot in 1755; en zeven maanden later werd Spanje geteisterd door de aardbeving, die Lissabon verwoestte. F.’s opvolger was zijn broeder Karel III, die 1788 stierf, en opgevolgd werd door Karel IV.

VII, geb. 14 Oct. 1784, zoon van Karel IV en Maria Louise van l’arma, wist 1806 den Prins van den Vrede (Prins de la Paz; zie ALCUDIA) ten val te brengen, en 1808 zijnen vader te bewegen, om ten zijnen behoeve afstand van den troon te doen. Nauwlijks eene maand geregeerd hebbende, deed deze F. 6 Mei 1808 te Bayonne formeel afstand van den spaanschen troon ten behoeve van keizer Napoleon I (tegen eene jaarlijksche rente van 600,000 francs), en werd op het kasteel Valencay zoo goed als gevangen gehouden tot in het laatst van 1813, toen Napoleon zich genoodzaakt zag aan F. zijne kroon terug te geven. Als koning in Spanje wedergekeerd, 14 Maart 1814, was F.'s eerste regeeringsdaad de opheffing van de constitutie van 1812, in weerwil dat hij bij zijnen terugkeer gezworen had, die door- de cortes aan Spanje geschonkene grondwet te zullen handhaven. Al zijne verdere regeeringsdaden waren slechts het doordrijven van eene bloedige kerkelijk-staatkundige reactie, waardoor eindelijk 1820 de omwenteling uitbrak, die hem noodzaakte (7 Maart) de constitutie van 1812 te herstellen; doch met behulp van de fransche interventie 1823 bracht F. zijne onderdanen weder onder het dwangjuk, van dat oogenblik af eene balanseer-staatkunde volgende tusschen de liberale en de ultra-absolutistische partij. Nadat hij reeds drie vrouwen in het graf had (Antoinette Thérése, prinses der Beide Siciliên, gest. 21 Mei 1806; Maria Izabella Francisca van Portugal, gest. 26 Dec. 1818 ; en Josephe, dochter van prins Maximiliaan van Saksen, gest. 17 Mei 1829) Irad F. ten vierden male in het huwelijk met Maria Christina, prinses der Beide Siciliên, bij wie hij twee dochters verwekte (Izabella II en de infante Maria Louise, die de vrouw werd van den hertog van Montpensier). Door deze zijne 4e vrouw liet F. zich overhalen, om de tot dusverre in Spanje gevolgde salische wel op te heffen (29 Maart 1830) en het oude Castiliaansche recht van troon-opvolging te herstellen. Vandaar de oppositie der Carlisten, de aanhangers van zijnen broeder don Carlos, die de naastgerechtigde was tot den troon. Den 20 Juni 1833 liet F. zijne dochter, prinses van Asturië, den eed afleggen en huldigen als koningin Izabella II; hij zelf stierf 29 Sept. 1833.

< >