koning van Portugal, bijgenaamd de Groote, ook wel de Gelukkige, geb. 3 Mei 1469, gest. 13 Dec. 1521, zoon van Ferdinand, hertog van Viseu, uit eene jongere linie van het toen in Portugal regeerende stamhuis, droeg eerst den titel van hertog van Beja, en volgde in 1495 zijnen neef Johannes II op den troon, die gestorven was zonder wettige kinderen na te laten. Om genoegen te geven aan zijne gemalin Izabetla, verbande E. de Mooren en de Joden uit Portugal.
Hij liet het paleis Belem bouwen, en stichtte het daarbij behoorende klooster, waar zich de graftomben der koningen van Portugal bevinden. De scheepvaart ontwikkelde zich, onder zijne bescherming, tot eene tot dusverre in Portugal ongekende hoogte, en tijdens zijne regeering werden er groote ontdekkingen gedaan: in 1497 werd door Vasco de Gama voor het eerst om de Kaap de Goede Hoop gezeild; Alvarez de Cabral bracht in 15 ;0 Brazilië onder Portugal's gezag; Jacobus Figueira bemachtigde in 1510 hel eiland Sumatra, en Albuquerque in 1511 steden van Goa en van Malacca. Deze veroveringen waren voor Portugal eene bron van roem en rijkdom, en verschaften aan E. den eernaam van Groote.