de laatste der tien zoogenaamde attische redenaars, geb. omstr. 360 v. Chr. te Corinthe, kwam zich te Athene vestigen, en verdiende daar veel geld met het opstellen van redevoeringen, die hij, doordien hij een vreemdeling was, niet zelf mogt uitspreken.' Met verscheidene atheensche burgers beschuldigd, dat hij medegewerkt had om Athene onder het macedonische juk te brengen, vlugtte hij en nam de wijk naar Chalcis in Eubea (322 v.
Chr.); 15 jaren later werd hij teruggeroepen. Van al de door hem geschrevene redevoeringen zijn er slechts drie tot ons gekomen, en afzonderlijk uitgegeven door Schmid (Leipzig 1826) en door Wurm (Neurenburg 1828); ze staan ook in de “Oratores graeci” van Reiske (Leipzig 1770).
