duitsch rechtsgeleerde, geb. 3 Oct. 1785 te Rostock, achtereenvolgend professor te Rostock, Greifswalde, Koningsbergen, Halle en Goltingen, met den titel van Geheim-Justitieraad te Gött. gest. 17 Juli 1843, inzonderheid beroemd door zijne kennis van het Romeinsche recht. Voornaamste werken: Die Lehre von der Cession der Fordenmgsrechle (3e druk Greifsw. 1835); Doctrina pandeclarum (4e druk 3 dln.
Halle 1838—40); Entwurf eines gemeinrechtlichen Civilproccsses. Door M. werd Glücks »Erläuterung der Pandekten” voortgezet van dl. 35 tot dl. 41 (Erlangen 1833—40).