Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Arabische taal

betekenis & definitie

De arabische taal, eene afdeeling van den semitischen taalstam) splitst zich in 2 boofd-tongvallen, den zuidelijken of himjaritischen, die uitgestorven is, en den noordelijken. Laatstgenoemde werd door den Koran de algemeen heerschende schrijf- en omgangstaal m het geheele arabische rijk, en is, met eenige wijzigingen in het dialect, als zoodanig ook in gebruik in Syrië, Egypte en de Berberesken-rijken.

Buitendien is het Arabisch de kerke-taal, en meerendeels ook de taal der geleerde", bij alle aan den Islam onderworpene volken (Osmanen, Tartaren, Perzen, Afghanen, Hindoes, Maleijers, Berberen, de meeste bewoners van Soedan en vele bewoners der oostkust van Afrika). Onder de vele arabische taalgeleerden is de oudste Aboel-Aswab-al-Doeli;de meest bekende, nog heden ten dage algemeen gebruikt wordende spraakkunsten zijn : 1°. de Al/iya (anib. van Dieterici, Leipzig 1851; duitsoh van den zelfden, Leipzig 1852) van Ibn-Malek; 2°. de Almlzjroemiye (arab. en fransch van Bresnier, Algiers 1846) vanAl-Sanhedzji; en 3°. de Ka/ijie van Ibn-Hadzjib. Onder de woordenboeken worden het meest geacht AeAl-Sihah van Dzjauhari, en vooral de Kamoes van Firnzabadi. In Sicilië en op het pyrenesche schiereiland hebben de Arabieren in de taal des lands vele sporen achtergelaten. De wetenschappelijke beoefening van het Arabisch werd opgewekt door Postel (1538) in Frankrijk, door Spey (1583) in Duitschland. Doch aan Nederland komt de eer toe aan die beoefening eene duurzame en vruchtdragende rigtiug te hebben gegeven. In 1613 gaf de leydsche hoogleeraar Erpenius zijne arab. spraakkunst in het licht, die 2 eeuwen lang voor geheel Europa het leerboek is geweest; en door zijn leerling en opvolger Golius werd een (voor dien tijd uitmuntend) arab. woordenboek geleverd. Onder de talrijke sedert verschenene spraakkunsten verdienen vooral opgemerkt te worden die van Silvestre de Sacy (3 dln. Parijs 1831); die van Ewald (2 dln. Leipzig 1831—-33); eu ' die van Caspari (Leipzig 1848). Onder de woordenboeken munten uit dat van Freytag (4 dln. Halle 1830—31; verkort, Halle 1837), en dat van Kazimirski (Parijs 1848). De geheel en al eigenaardige arabische metriek is behandeld door Ewald (Brunswijk 1825) en door Freytag (Bonn 1830). Overzigten van de over hel Arabisch in druk verscheriene werken geven Zenker's "Bibliotheca orientalis” (Leipzig 1846), en de "Bibliothèque de S. de Saey” (3 dln.Leipzig 1842—47).