(lat. Alexandria, arab.
Iskanderieh, Skanderia), was aanvankelijk, ten tijde der Pharaoos, slechts een dorp met name Rakoeda of Rakotis, doch reeds in de oudheid eene der beroemdste steden, en onder de Grieken en de Romeinen de hoofdstad van Egypte. In 332 v. Chr. gesticht door Alexander den Groote, lag A. oorspronkelijk op de landtong, die het eiland Pharos met het vasteland verbindt, met andere woorden op het heptastadion, een dijk van 7 stadiën lang, tusschen de Middellandsche Zee en het meer Mareotis. De stad was in 2 hoofd wijken gescheiden : het door al het gemeene, d. i. gewone volk bewoonde Rakotis, en de wijk Rruchium, waar de paleizen der Ptolemeën, de tempel der Seravis, het museum met de oude boekerij, de begraafplaatsen vau Alexander den Groote en der Ptolemeën, enz. stonden. De gezamentlijke bevolking van A., in het tijdperk van zijnen bloei, wordt op 900,000 zielen geschat. Behalve het museum met de beroemde bibliotheek van 700,000 boekrollen, had A. hoogescholen voor alle takken van wetenschap en gold het voor het middelpunt der oude wetenschappelijke wereld. Zijne ligging in het midden van het uitgestrekte romeinsche rijk, begunstigd door 2 havens, maakte dat A. ten tijde der romeinsche heerschappij eene hoofdstad was van den eersten rang. Sneller echter, dan het tot een toppunt van bloei was gekomen, geraakte het weder in verval. Omstreeks het einde der 4e eeuw was A. de hoofdzetel der christelijke godgeleerdheid, totdat het 638 in handen der Arabieren viel. Onder dezen, zoomede onder de van 868 dagteekenende turksche overheersching, ging de eens zoo bloeijende stad met rassche schreden haren ondergang te gemoet. Wel verhief zij zich weder onder de egyptische kalifen, doch zonk onder de Mamelukken en Osmanen tot de rol van algeheele onbeduidendheid, totdat het in de l9eeuw Mehemed-Ali gelukte, haar weder tot eenen staat van bloei terug te brengen en haar onder de zee- en koopsteden der Middellandsche Zee eene der eerste plaatsen te zien innemen. Het A. in de tweede helft der 19e eeuw, door het kanaal van Mahmudia met Cairo verbonden, en goed versterkt, telt tusschen de 30 en 40 duizend inw. (Arabieren, Turken, Joden, Copten,Grieken en Franken),heeft eene school voor de zeevaart, is een station der vloot, de zetel van eenen coptischen patriarch, en heeft consuls van bijna alle handeldrijvende natiën van Europa. Van de oude gedenkteekenen vindt men er nog de zeer omvattende cisternen, de pompejus-zuil, 2obelisken genaamd de naalden van Cleopatra en verscheidene begraafplaatsen meer der oude dooden-stad. A. heeft een regelmatig stoomboot-verkeer met al de groote havens der Middellandsche Zee.