Wanneer door mechanisch geweld een scheiding der weefsels wordt veroorzaakt, spreekt men van verwonding of wond. De wonden worden op velerlei wijze onderscheiden, welke onderscheidingen voor de behandeling dikwijls van practisch belang zijn. Een eerste onderscheiding geschiedt naar de wijze waarop de verwonding is toegebracht.
Zoo onderscheidt men schaaf-, snij-, steek-, kneus-, slag-, schot-, krab-, brandwonden enz.Ten tweede onderscheidt men de verwondingen naar het getroffen lichaamsdeel: hoofd-, been-, arm-, borst-, buik-, neus-, oorwonden enz. Verder is van belang het weefsel dat getroffen is, vandaar: huid-, spier-, hersen-, been-, lever-, darmwond enz.
Wanneer een wond doordringt tot in een of andere lichaamsholte, spreekt men van een doordringende of perforeerende wond; dit kan b.v. geschieden ten opzichte van de schedelholte, borst- en buikholte, gewrichten.
Ook komt het voor dat het geweld zoodanig inwerkt, dat in de diepte de weefsels gescheiden, aan de oppervlakte daarentegen de huid in samenhang. blijft; men spreekt dan van onderhuidsche (subcutane) wond. Het meest bekende voorbeeld van deze rubriek is de gewone bloedbuil; verder behooren hiertoe de meeste beenbreuken (ongecompliceerde fractuur) in tegenstelling met breuken waar ook de weeke deelen, m. n. de huid, verscheurd zijn (gecompliceerde fractuur).
Van veel belang is de vraag of de wond besmet (geïnfecteerd, septisch) dan wel zuiver (aseptisch) is. In het algemeen moet aangenomen worden, dat elke wond, zonder voorzorgen toegebracht, geïnfecteerd is, daar ziektekiemen zoowel aan de verwondende voorwerpen als op de getroffen huid aanwezig zijn; ook ondoelmatige behandeling veroorzaakt besmetting. De wonden door den chirurg op de operatietafel aangebracht, zijn door voorafgaande desinfectie van instrumenten, handen en operatieterrein aseptisch. Brandwonden kunnen eveneens aseptisch zijn, zoo ook schotwonden.
Belangrijk voor de genezing is verder de toestand der weefsels die de wond begrenzen. Zijn de wondranden sterk gerafeld of gekneusd, dan zijn deze randen veelal niet levensvatbaar en sterven zij af (necrose).
Daar alle weefsels bloed- en lymphevaten bevatten, worden deze vaten bij verwonding geopend en stort zich bloed en lymphe in de wond uit (bloeding en wondsecreel). De bloeding is des te sterker, naarmate de verwonde vaten grooter en talrijker zijn. Bloeden slagaderen, dan kan men het bloed zien spuiten en wel rhythmisch, synchroon met den hartslag.
Verliest een patiënt te veel bloed, dan sterft hij door verbloeding. Sommige lijders kunnen verbloeden uit kleine bloedvaten (z.g.n. bloeders); soms j ziet men bij groote vaatverwonding geen bloed te ! voorschijn komen (afdraaiing van ledematen door machinegeweld). Zie verder Wonden.