Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Gepubliceerd op 31-05-2017

Rouwgewaad

betekenis & definitie

De oudste vorm van rouwgewaad is een lange wijde mantel, welke enige overeenkomst vertoonde met een monnikspij.

De mannen droegen hierbij een hoed met lamfer, de vrouwen een wijde kap, die huik of sloof werd genoemd. Vrouwen die zo gekleed waren, gingen 'geslooft'. De mantels van de mannen hadden zeer lange, wijde mouwen. Doch ook hier bracht de mode steeds verandering. Zo werden in het tweede lewart van de achttiende eeuw bij aanzienlijken in diepe rouw de omslagen van de mouwen met stroken van wit linnen, zogenaamde 'pleureuzen', bekleed.' Aan de vaak overdreven wijze van rouwkleding trachtten na de Reformatie de synodes enigermate paal en perk te stellen, doch zonder veel resultaat. De synode van Antwerpen van 2 februari 1576 bepaalde, dat het rouwdragen, indien het in het openbaar naar de wijze der burgerij en zonder enige bijgelovigheid of gemeenschap met papistische zonden geschiedde, een onverschillige zaak was, maar dat men toch de gelovigen aanraden moest zich er zoveel mogelijk van te onthouden om elke aanleiding tot lcwaad te vermijden en de zwakken geen ergernis te geven.