Paarden voor een lijkwagen en volgwagens, bloemenwagen en volgkoetsen, moeten altijd vlekkeloos zwart zijn. Witte solges aan de benen moeten worden zwart gemaakt. Dit gebeurde vroeger wel met schoensmeer. De hoeven moeten zwart gelakt zijn. De tuigen zijn zwart zonder extra versiering en zo er wel een versiering aanzit dan moet deze dof zijn, nooit blinkend.
Bij kinderen en ongehuwden was het gebruikelijk dat er witte paarden voor de koetsen werden gespannen. De hoeven waren ook wit gelakt, met witte leidsels en, indien gebruikelijk, witte kleden. Liep voor een koets een zwart en een wit paard, hetgeen zelden voorkwam, dan sprak men van 'halve rouw'.
