Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Gepubliceerd op 31-05-2017

Kist

betekenis & definitie

Het gebruik van een houten kist voor begraving van een overledene is pas in de zeventiende eeuw algemeen geworden. Het gebruik van uitgeholde boomstammen (boomkisten) als doodkisten kwam vóór de kerstening ook in ons land voor. Gezien echter de hoeveelheid arbeid die voor het vervaardigen van een dergelijke kist nodig was, zal deze wijze van ter aardebestelling niet algemeen zijn geweest.

Begrafenis zonder kistKeizer Childerik I (481) werd in een houten kist met ijzerbeslag en een los deksel begraven, doch hier is de invloed van de Romeinse cultuur bespeurbaar, evenals bij het begraven tot in de twaalfde eeuw van vorsten en prelaten in stenen sarcofagen. De Romeinse sarcofagen waren uit één stuk gehouwen. Ook werden er leisten gemaakt van bakstenen (kloostermoppen), dikwijls nadat de dode reeds in het graf was gelegd. Zulke van losse stenen gebouwde keldertjes noemde men wel 'stolpen'. Beaarding zonder kistIn de twaalfde eeuw ging men de stenen met mortel aan elkaar metselen en zo ontstonden kleine keldertjes waarin de dode, meestal liggend op een plank en gewikkeld in een lijkwade, op zijn opstanding wachtte. De dode werd in de Middeleeuwen zonder kist liggend op een draagbaar, bedekt door een baarkleed (pelle), ten grave gedragen. Dat het begraven zonder kist vrij normaal was, bewijst onder andere een houtsnede van Hans Burgkmair uit 1510, waarop een dergelijke begrafenis is afgebeeld. Kisten werden praktisch uitsluitend voor het vervoer gebruikt. Bij het graf werd de dode eruit genomen, in een lijkwade of een stromat gewikkeld en in het graf gelegd. Kist met een verhoogd deksel en een kist met een plat dekselAls doodkist gebruikte men soms de vreemdste voorwerpen. Zo staat in een baljuwsrekening van de stad Gent uit 1390: 'une poure femme ... en le proche de Zevenbecke, laquelle fut enfouy de povresse en un troche' ( ... een arme vrouw ... uit de omgeving van Zevenbeke, die van het armbestuur werd begraven in een baktrog). De overheid maakte vaak bezwaar dat de kisten te veel ruimte innamen, een probleem dat vooral speelde bij het begraven in kerken. In de veertiende eeuw werd om die reden in Berlijn nog het gebruik van kisten verboden. Zelfs beroemde personen als Albrecht Dürer, Hans Sachs en Adam Kraff zijn zonder kist begraven. Naarmate de welvaart toenam werd het gebruik van doodkisten meer algemeen. De kwaliteit was aanvankelijk blijkbaar niet al te best, want tijdens het vervoer. vooral bij het afdalen van een trap, viel de kist nogal eens uit elkaar. De overheid te Gent bepaalde daarom dat het hout van een kist minstens een halve duim (1,35 cm) dik moest zijn. Die van de stad Hoorn stelde op 10 juli 1459 een keur op de doodkisten vast, waarin bepaald werd dat men geen zware dikke planken mocht gebruiken, 'mer men sal alle dootkisten, tzij cleen of groot, maken van heychoute ofte van andere dunne ende lichte barderen' . Andere steden zoals Nijmegen, vaardigden keuren uit welke de prijzen der doodkisten regelden. De oudste kisten hadden alle een dakvormig deksel, omdat de kist de woning van de dode was. Aangezien zulke kisten veel ruimte innamen bepaalde onder andere de Amsterdamse overheid in 1618 dat er alleen nog kisten met platte deksels gebruikt mochten worden, welk verbod in 1640 nog eens werd herhaald. Om de kist toch het verhoogde aanzien te geven, plaatste men er tijdens de uitvaart een rekje op en over dit geheel legde men het baarkleed. Hierdoor had de kist toch een dakvormig en verhoogd uiterlijk. Werkplaats voor lijkkisten te Enkhuizen, 1948Nog heden is duidelijk te zien in welke streken vroeger een verbod tot verhoogde grafkisten is geweest. In vrijwel geheel Holland begroef men in een kist met een plat deksel en gebruikte men nog wel een rekje als verhoging. Een dergelijk rekje noemt men een roefue. In het Noorden en Zuiden van ons land worden nog overwegend leisten met een verhoogd deksel gebruikt, al heeft ook hier na 1945 de mode een woordje meegesproken. Kisten met een verhoogd deksel noemt men wel een kapkist. Op het platteland had iedere boer zijn planken voor de kist gereed liggen. Het hout werd direct bij het huwelijk door de bruidegom meegenomen of klaargelegd bij de bruid of bij de bruidegom, afhankelijk van waar men introuwde. In Twente noemde men dit hout 'schrienplanlcen', in Drenthe sprak men van 'huusholtplanken'. Het waren ruw gezaagde eikenhouten planleen, meestal van een boom van eigen erf. Op de sterfdag kwam de timmerman voor het nemen van de maat en het halen van de planken. 's Avonds bracht hij de kist naar het sterfhuis waar de buren aanwezig waren voor het kisten. De leisten waren van ruw ongeverfd hout. Bij katholieken werd er een kruis op geschilderd. De dode lag in de kist op stro; het deksel werd met een touw vastgebonden. Deze wijze van kisten- ruw hout, stro en touwkwam in 1900 nog voor in Vriezenveen. In de achttiende eeuw werd het gewoonte de kist met linnen te bekleden, het hout met zogenaamd zwartsel (waterverf) te schilderen en het deksel met enige spijkers vast te maken. In een begrafenisrekening uit Ootmarsum uit 1740 komen de volgende bedragen voor: 'De kist 4 gld., Nagels tot de kist 3 stuiver, 3 Zwartsel doosjes 2 stuiver'. De huidige grafkistenindustrie is een volwaardige industrie die een uitgebreide collectie bezit en gespecialiseerd is in snelle levering. zie ook: boomkist, doodkist, lijkwade, sarcofaag, schrienplank, steen kist, stolp, stro.