Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Gepubliceerd op 31-05-2017

Dragen

betekenis & definitie

Het dragen van een overledene was in vroeger tijden een voorrecht, een eer, welke te beurt viel aan de zonen en/ of schoonzonen. Men was de mening toegedaan dat de dode slechts door zijn eigen bloedverwanten vereerd wilde worden. Was het aantal bloedverwanten niet groot genoeg, dan mochten andere, naaste familieleden de doodsbaar dragen. Had de overledene helemaal geen familie meer, dan waren het zijn vrijgemaakte slaven of horigen die dit laatste huldebetoon mochten brengen.

Om aan te duiden dat zij geen bloedverwanten waren moesten zij het hoofd omsluierd hebben. In geen geval genoten de vrouwen dit voorrecht. Vorsten werden door hooggeplaatste mannen, rechters en andere aanzienlijke ambtsdragers ten grave gedragen. Zo werden onder andere Julius Caesar en keizer Augustus door senatoren gedragen. Het aantal toegelaten dragers beliep van zes tot acht; de lijken van armen en slaven werden door vier huurlingen weggeruimd.' In de derde eeuw waren er in Rome mannen in de kerk werkzaam die tot taak hadden de doden te dragen en de graven te delven. Zij ontvingen hiervoor een wijding en waren opgenomen in de rangen van de lage geestelijkheid. In de catacomben hadden zij de taak de graven in de tufwanden uit te houwen. Toen de catacomben niet meer als begraafplaats werden gebruikt, verloor hun beroep aan waarde en betekenis en ging het begraven over in handen van leken. In de noordelijke landen was het dragen van een dode de plicht van naaste familie en buren. zie ook: burenplicht, cellebroeders, draagbaar.