Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Gepubliceerd op 31-05-2017

Burenplicht

betekenis & definitie

ledere familie had vroeger buren op wie het in vreugde en tegenspoed kon rekenen. De aan elke zijde van het huis of boerderij wonende buur werd de 'noodnoaber' (letterlijk vertaald: noodnaaste) genoemd. De twee naaste buren hadden de meeste rechten, doch ook de meeste plichten.

Dit was oorspronkelijk in de stad en op het land vrijwel gelijk, doch op het platteland kon dit gebruik zich het langste handhaven; het systeem van burenplicht komt heden nog voor. In de negentiende eeuw werden in de Zaanstreek de beide naaste buren nog voor het overlijden geroepen; zij moesten als 'waaêburen' getuige zijn van het sterven. Dit gebruik stamt nog uit de tijd van vóór de reformatie, toen de naaste buren de plicht hadden tijdens het sterven met de familie te bidden voor het behoud van de ziel. Aan deze naastenplicht werd altijd stipt voldaan en gaf weinig aanleiding tot problemen.

Alleen in Groningen kwam het eens tot moeilijkheden, toen de buren weigerden de nabuurplicht te vervullen bij het lijk van de vrouw van een beulsknecht. In de raadsresolutie van 18 mei 1771 traden burgemeesteren en raad van de stad Groningen streng op tegen deze verzakende buren. Zodra iemand was overleden werd door een van de huisgenoten een der noodnabers gewaarschuwd. Deze ging onmiddellijk mee naar het sterfhuis, overtuigde zich van de dood, condoleerde de nabestaanden en vertrok direct weer om de andere buren te waarschuwen. Als alle buren aanwezig waren, verlieten alle familieleden, zelfs tot in de verste graad, de kamer en onthielden zich van iedere hulp, voor zover dit mogelijk was. Dit komt voort uit het begrip dat men als familie tè nauw met de dode verbonden was geweest. Op de Veluwe zei men dat de reden hiervan was dat men zijn eigen familie niet naar het grafmocht helpen.