Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Gepubliceerd op 31-05-2017

Bidster

betekenis & definitie

Vrouwen konden lid zijn van een aansprekersgilde en vele begrafenissen werden dan ook door vrouwen geleid. Het recht echter om zich 'aanspreker' te noemen bleef behouden aan de gildenknecht, die recht had op een vergoeding wanneer een gildenlid zich niet door hem maar door een bidder of bidster liet begraven.

Een mooi voorbeeld hiervan is bewaard gebleven in een rekening van de begrafenis van Sirnon van Steenbergen, boekdrukker te Deventer. gestorven in 1596, waarin onder andere staat vermeld: 'Tott die Uutvaert uutgegeven: Vrouw Clinckhamers van wege het bidden. 15 stuyver. het laecken over die kiste ........... . .... 5 stuyver. Lambert op die Duympoorte .. . ......... 10 stuyver'. Het 'bidden' door vrouw Clinckhamers kostte dus vijftien stuivers, doch Lambert, de knecht van het boekdrukkersgilde, die op de Duimpoort woonde, ontving tien stuivers vergoeding, aangezien hem het recht van aanspreken in deze ontnomen was. Opmerkelijk is hier, dat het werk van vrouw Clinckhamers uitdrukkelijk 'bidden' wordt genoemd. De traditie om vrouwen de dood te laten aanzeggen was niet overal gelijk. In Giethoorn werden hiervoor twee ongehuwde meisjes aangesteld tussen de veertien en veertig jaar oud. De twee laatste aanspreeksters, omsistes, in HindeloopenIn Nijmegen werd het ambt van bidster tot 1672 uitgeoefend, doch in andere streken werd het langer gehandhaafd. In het begin van de twintigste eeuw waren er in Makkum (Fr) nog zes vaste bidsters, allen weduwe. Twee waren gereformeerd, twee doopsgezind en twee rooms-katholiek. Het bekend maken, 'bidden' of 'omzeggen' genoemd, geschiedde zo spoedig mogelijk na het overlijden. Op de dag vóór de begrafenis ontvingen de bidsters een lijst met namen van degenen die daarvoor moesten worden uitgenodigd. Bij het omzeggen droegen deze bidsters de grote 'kape' (kap) met het zwarte regenldeed er over. In het stadje Groenlo gingen nog in 1875 twee buurvrouwen het overlijden bekendmaken bij familie en vrienden. Men noemde dit 'dodenbójen'. In Hindeloopen, waar dit gebruik tot 1964 sporadisch heeft standgehouden, waren het twee, drie of vier vrouwen die het stadje rondgingen.

Hiervoor trokken zij vroeger de bovenrok ('schorte') over het hoofd en deden een zwarte rok over de rode onderrok. Zij waren zo dus geheel in het zwart gekleed. Later, na het verdwijnen van de klederdracht, gebruikte men grote zwarte neteldoeken. Op 18 september 1963 hebben twee van dergelijke vrouwen nog dienst gedaan. Dat was voor Hindeloopen een van de laatste keren. Men noemde deze vrouwen 'omsistes' (omzegsters of rondzegsters); ze waren beslist geen religieuzen. Ook op het voormalige eiland Urk is tot in de jaren 1980 door vrouwen aangezegd.' Het sterkst waren de vrouwelijke bidsters vertegenwoordigd rondom de voormalige Zuiderzee (nu ijsselmeer). Het vermoeden is dat deze traditie is ontstaan doordat de mannen praktisch altijd van huis waren op de scheepvaart. Het bidden geschiedde ook altijd door wat oudere vrouwen, meest weduwen. zie ook: regen kleed.