Over het ontstaan van het bidprentje valt weinig met zekerheid te zeggen. De oudst bewaard gebleven exemplaren dateren van omstreeks 1250. Deze prentjes werden oorspronkelijk met de hand op perkament getekend en ingekleurd. Naderhand komen er uitgeknipte exemplaren voor, de zogenoemde knipselprenten, en zelfs geborduurde prentjes.
Omdat de meeste geschreven exemplaren betrekking hebben op priesters en geestelijke dochters, moet de herkomst dan ook in deze kringen worden gezocht. Gezien de ontwikkeling, levensvorm en dienstbaarheid van de zogenaamde klopjes wordt aangenomen dat het bidprentje in het klopjes-milieu is ontstaan. Deze klopjes waren geen kloosterlingen, maar zij leefden ongehuwd als religieuzen in een gemeenschap. Zij hadden zich verplicht tot bepaalde geestelijke oefeningen en stelden zich in dienst van een priester en de ziekenverpleging. De naam klopjes kregen zij, omdat zij bij de mensen op de deur klopten om mede te delen waar en wanneer er een heilige mis werd opgedragen.