Gepubliceerd op 09-04-2021

Zak

betekenis & definitie

s.; (in kleding), bûs(e); linnen of juten —, sek; papieren —, pûde, kladde; (kerkezak), pong; (in muur of dak), krimpe; -ken onder de ogen, pûden, blibzen, blibben, blibbers ûnder de eagen, eachpûden; in -ken doen, (op)sekje; in zijn — steken, bûskje.