Gepubliceerd op 02-04-2021

Laag

betekenis & definitie

1. s., laech; voor de dors gespreide strovruchten, spriedt, lêch (it), wân (it); — vuil, hûd; — belegstukken, bilêch (it); met lagen (van grond of lucht), bankich, bankerich.

2. s.; (valstrik), leage, leach; iem. lagen leggen, immen strikken, in strik spanne.
3. adj. & adv., leech, plat, nederich; (gemeen), leech, min, gemien; het lagere volk, de legerein.