Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Transport

betekenis & definitie

vervoer, transport; (troepen)transportschip; overdracht; overbrenging; vervoering, verrukking; opwelling, uitbarsting [v. geestdrift]; les transports, de vervoermiddelen; transport au cerveau, ’t ijlen; transport de colère, uitbarsting van woede; transport de justice sur les lieux, het zich begeven van de justitie naar de plaats van het delict; faire le transport de, vervoeren; faire des transports, zich met vervoer belasten.