Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Nature

betekenis & definitie

I. natuur; aard, inborst; nature morte, stilleven; la nature végétale, de plantenwereld; la nature du sol, de bodemgesteldheid; contre nature, tegennatuurlijk; d’aprés nature, naar de natuur, naar het leven; de sa nature, par nature, van nature, uiteraard; de même nature, van dezelfde aard; être de nature à, in staat zijn om, wel geschikt zijn om, van dien aard zijn, dat...; payer en nature, in natura betalen; plus grand que nature, meer dan levensgroot;

II. natuurlijk; natuurgetrouw; zonder toevoeging van andere ingrediënten; boeuf nature, rundvlees zonder saus, kruiden en dgl.;

III. in: faire nature, natuurlijk schilderen.