Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Mer

betekenis & definitie

zee; mer Glaciale, (Noordelijke) IJszee; grosse mer, hoge zee; mer de glace, ijszee [Montblanc-gletscher]; mer du Nord, Noordzee; mer de sable, zandzee [in woestijn]; il y a de la mer, er staat een tamelijke deining, de zee staat hol; c'est la mer à boire, het is een eindeloos (onbegonnen) werk; il boirait (avalerait) la mer et les poissons, hij is niet te verzadigen; prendre la mer, in zee steken, zee kiezen; tenir la mer, zee bouwen; à la mer, op zee; over boord; aan zee, in een zeebadplaats; mettre à la mer, in zee steken; te water laten; vlot maken; uitzetten, strijken [sloep]; ...de mer, zee-; en mer, op zee; se mettre en mer, aan boord gaan; en pleine mer, in volle zee; par mer, op zee, te water; over zee; sur mer, op zee, te water.