Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Gepubliceerd op 21-09-2020

Wetenschap

betekenis & definitie

‘ Onwetendheid werkt niet als middel tegen kwalen. ’1 Gelukkig zit de mens niet stil. ‘Waar de mens ooit de beitel van zijn intuïtie hanteerde om begrip uit de werkelijkheid te hakken, gebruikt hij sinds een eeuw of drie de hamer van de wetenschap.’2 Sinds Newton in 1687 de wereld met zijn berekeningen versteld deed staan, staat de wetenschap in hoger aanzien dan de goddelijke ingeving en het kind van de wetenschap heet voorspelbaarheid. Dat wordt geboren door goed te kijken.

Bekend is het verhaal van Alexander Fleming die in 1928 zag dat in een van zijn kweekschaaltjes de bacteriën niet wilden groeien. Nader onderzoek wees uit dat het schaaltje besmet was met een schimmel. En verder onderzoek liet zien dat die schimmel vele bacteriën kon doden, zonder nadelig effect op proefdieren. Die ontdekking heeft de maatschappij ingrijpend veranderd en de kwaliteit van leven verbeterd.

Ernest Rutherford, die in 1911 het model van het atoom opstelde een kern, daaromheen elektronen, maar voor het grootste deel helemaal niets placht te zeggen: ‘Er bestaat maar één echte wetenschap: de kernfysica. De rest is postzegels verzamelen.’ Dat lijkt mij niet. Neem bijvoorbeeld Karl von Frisch. In 1919 toonde hij aan dat bijen getraind kunnen worden om verschillende smaken en geuren te onderscheiden. Maar hij ging verder. Als het mooi weer was ontbeet hij iedere ochtend op het terras van zijn huisje in de bergen bij het Oostenrijkse Grass. Er zijn nog foto’s van hem daar, een iele man, met een hoedje. Op een dag morste hij een druppeltje honing en net toen hij het op wilde ruimen streek een bij neer, die het meenam. De volgende dag kroop tijdens het ontbijt weer een bij op tafel. Von Frisch gaf hem een beetje honing. Zou het dezelfde bij zijn, vroeg hij zich af. Heeft hij geleerd dat hier honing te halen is? De volgende dag markeerde hij de bij die er was voorzichtig met een klein likje verf. De dag daarop was de bij weer terug. Maar zonder verf. Het was dus een andere bij. Hoe wist die waar hij moest wezen? Veel mensen zouden het hierbij gelaten hebben, maar Von Frisch won in 1974 de Nobelprijs omdat hij door was gegaan.3 Na honderden steeds gecompliceerdere proeven ontdekte hij dat bijen aan elkaar duidelijk maken waar er eten te halen is. Hij achterhaalde en vertaalde de bijentaal!

Of neem Ivan Pavlov. Deze fysioloog had in 1904 al de Nobelprijs gekregen voor zijn onderzoek naar spijsvertering. Hij had honden chirurgisch laten ombouwen tot meetinstrumenten met overal in hun slokdarm en maag gaten waaruit vloeistof kon worden getapt. Als onderdeel van zijn onderzoek naar spijsvertering wilde Pavlov ook de speekselproductie van zijn honden meten. Daarbij ontdekte hij dat de honden al speeksel produceerden voordat hij hun voedsel had gegeven en zelfs speeksel produceerden als hij slechts deed alsof hij hun eten bracht. Die observaties waren aanleiding voor nieuwe experimenten en zo ontdekte Pavlov de pavlovreactie en de mogelijkheid tot conditioneren van gedrag.

Pavlov liet overigens op eigen kosten tegenover het Instituut voor Experimentele Chirurgie in Sint-Petersburg een door hem zelf ontworpen - en betaald standbeeld van een hond plaatsen, als eerbetoon aan alle honden die hij voor de wetenschap had laten lijden. (Zie: Marius) En zoals Von Frisch zich verzette tegen de nazi’s, zo was Pavlov uitgesproken tegenstander van het marxisme dat Lenin en Stalin loslieten op de Sovjet-Unie: ‘Voor het soort experiment dat hier wordt uitgevoerd, zou ik nog niet de achterpoten van een kikker ter beschikking stellen,’ schreef hij en kwam ermee weg. Zo groot was zijn faam als wetenschapper.

Niet alle grote wetenschappers worden beroemd. Neem bijvoorbeeld Ignaz Semmelweis, de jonge Hongaarse arts die rond 1847 in een Weens ziekenhuis de sterfte van vrouwen bij bevallingen wist terug te dringen van 25 naar 1 procent door erop te staan dat artsen eerst hun handen wasten met chloorwater voordat ze wat deden. Hij werd het jaar daarop ontslagen omdat hij nogal bruusk was tegen meerderen. Pas (postuum) is zijn bijdrage aan de vooruitgang erkend doordat de Engelse chirurg Joseph Lister naar wie het ontsmettende Listerine mondwater is genoemd zijn biografie las en hem ruimhartig als zijn geestelijke vader erkende.

Het begin van de twintigste eeuw was het tijdvak waarin de wetenschap het hoogst in aanzien stond. Een van de beroemdste wetenschappers was destijds de fysioloog Jacques Loeb. Voor hem was bij het Rockefeller Instituut in New York zelfs een aparte afdeling gecreëerd en hij was constant in de kranten te vinden. Wat hij had ontdekt was dan ook niet gering. Hij kon in 1899 de onbevruchte eitjes van een zeekomkommer zich laten ontwikkelen zonder dat er sperma aan te pas kwam.4 Slechts door het water waar ze in dreven chemisch een beetje aan te passen. In 1937 zou Lewis Victor Heilbrunn laten zien dat het calciumionen zijn die een eicel deblokkeren. (Want een van de dingen die vrijwel alle dieren gemeen hebben, is dat eenmaal vrijgekomen eicellen anders dan andere cellen hun ontwikkeling stopzetten. Ze gaan binnen 48 uur dood. Alleen als er een zaadcel bijkomt blijven ze leven en gaan ze zich delen.)5 Jacques Loeb was de eerste die suggereerde dat die activering van doen had met ionen en was op het spoor van wat leven nu eigenlijk is.

The New York Times noemde Loeb echter ‘een man met een levendige fantasie’ en wees erop dat de consensus onder biologen een andere was. Aan die redenering nam Mark Twain aanstoot. Hij publiceerde in 1905 een essay getiteld ‘Dr Loeb’s Incredible Discovery’ waarin hij de lezers opriep een bestaande consensus niet al te rigide te volgen, maar open te staan voor wetenschappelijke vooruitgang. En twintig jaar later stond de inmiddels net overleden Loeb model voor het karakter van Max Gotlieb in de roman Arrowsmith waarin Sinclair Lewis de lof van de wetenschap zong.

Terecht, want wat moeten we zonder wetenschap? Wetenschap is volgens W.F. Hermans ‘de titanische inspanning van het menselijk intellect om zich van zijn kosmisch isolement te verlossen, door te begrijpen’.6 De vruchten van de wetenschap zijn collectief eigendom, het resultaat wordt beoordeeld ongeacht de persoon van de wetenschapper, eigenbelang behoort in de wetenschap geen rol te spelen en collega’s moeten vindingen openlijk kunnen bekritiseren.7 Wetenschap tart daarmee ieder gezag. Zoals Pierre Bayle al zei: ‘Noch eensgezindheid, noch hoelang een bepaalde opvatting al bestaat, vormt enige aanwijzing voor waarheid.’8 Wetenschap is inherent revolutionair. Iedere grote uitvinding in de fysica en de chemie wordt eerst gezien als een belediging van een of andere god, als een vloek. Uitvindingen in de biologie worden zelfs steevast gezien als tegennatuurlijk.9 Maar wetenschap heeft ook een behoudende kant. Wetenschap kan ons weerhouden van overhaaste conclusies. In die zin is wetenschap de accountant van de filosofie. We kunnen van alles bedenken, maar die hypotheses moeten wel getoetst worden. Newton schreef in 1687 al in zijn Principia met trots: ‘Alles wat niet is afgeleid uit de waarneming, wordt gedefinieerd als een hypothese.’ De essentie van wetenschap is niet ‘weten’, maar beseffen dat je iets nog niet weet.10 Je herkent een echte wetenschapper door hem of haar een vraag te stellen. Als het over zijn eigen vakgebied gaat, zal het antwoord nooit stellig zijn en als het over onderwerpen buiten zijn specialisatie gaat, zal de wetenschapper niet gauw geneigd zijn ook maar enig antwoord te geven.

‘Mensen die werkelijk geleerd zijn, vergaat het gewoonlijk als korenaren. Zolang ze nog leeg zijn, schieten ze omhoog en komen hoger en hoger met trots opgeheven hoofd; maar als ze rijp zijn en vol en zwaar van het graan, beginnen ze nederig te worden en hun koppen te buigen.’11 Op basis van al die twijfel en aarzeling zorgt wetenschap voor vooruitgang: More Science. Less Fear. Zo luidt het motto van het Memorial Sloan Kettering Cancer Center, volgens New Yorkers het beste kankerziekenhuis ter wereld. (Zie: Angst)

Het kan best zijn dat er gebeurtenissen zonder oorzaak bestaan, al kunnen we ons dat niet voorstellen. (Zie: Ethiek) Maar: ‘De overweging dat een mens niet alles kan kennen, mag niet worden aangevoerd om hem te weerhouden van zijn zoektocht naar wat nuttig voor hem is.’12 ‘Leer u zelf kennen, is de hele wetenschap. Eerst aan het einde van het leren kennen van alle dingen zal de mens zichzelf hebben leren kennen. Want de dingen zijn niet meer dan de grenzen des mensen.’13 ‘Iedereen wil “gelukkig” zijn en streeft zijn eigen belang na, maar door onze kennis en ons begrip te vergroten jagen we onze essentiële doelen beter na, dan wanneer we blijven steken in onwetendheid of in de greep blijven van vernietigende vooroordelen en fanatisme.’14 ‘Heel mooi,’ zei P. ‘Maar is wetenschap niet het streven om de waarheid aan het licht te brengen in plaats van het eigen gelijk uit te dragen?’

1 Seneca, Oedipus (ca. 60 n.Chr.): ‘Iners malorum remedium ignorantia est’
2 Roderick Seidenberg, Post-historic Man (1950).
3 ‘Genialiteit is een kwestie van geduld,’ meende de achttiende-eeuwse natuurvorser Buffon. Flaubert vond dat ‘heiligschennende woorden’.
4 Partenogese, maagdelijke voortplanting, komt in de natuur vaker voor.
5 Zie voor een overzicht: Altan Machaty, ‘Signal transduction in mammalian oocytes during fertilization’, Cell Tissue Res. 363 (2015).
6 Voortbouwend op Pascals Pensée 206: ‘Het eeuwige zwijgen van deze eindeloze ruimten vervult mij met ontzetting.’
7 Robert K. Merton, The Normative Structure of Science (1942).
8 Pierre Bayle, Pensées diverses sur la comète (1680).
9 J.B.S. Haldane (1923).
10 De docta ignorantia: over de geleerde onwetendheid, schreef Cusanus (Nikolaus Krebs von Kues) al in 1440. Al ging dat niet over kennis van de natuur. De geleerde kardinaal stelde slechts dat de mens van God alleen maar kan weten, wat hij niet is. Hij bewaarde overigens blijkbaar goede herinneringen aan zijn lagere school. In zijn testament waren 4800 Rijnlandse guldens gereserveerd voor het onderhouden van een internaat voor minvermogende jongens aan de kapittelschool in Deventer.
11 Montaigne, Essays (1588).
12 Voltaire.
13 Friedrich Nietzsche, Morgenröte (1881).
14 Jonathan Israel, geïnterviewd in Spiked-online, mei 2018.