Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Gepubliceerd op 21-09-2020

Politiek

betekenis & definitie

‘Politiek is het verkrijgen en uitoefenen van macht.’1 En recht is in regels uitgekristalliseerde politiek. (Zie: Dwang) Tot 1789 was de macht bijna overal ter wereld in handen van een klein aantal mannen die als vermaak op wilde beesten jaagden, oorlog voerden tijdens het campagneseizoen en de rest van hun tijd aan het hof doorbrachten, geheel geabsorbeerd in intriges die zich afspeelden rond de centrale figuur, de monarch. In Nederland is de macht tegenwoordig in handen van een klein aantal mannen en vrouwen die als vermaak op vakantie gaan, tijdens verkiezingscampagnes van zich doen spreken en de rest van het jaar geheel geabsorbeerd zijn in de intriges die zich afspelen rond het Binnenhof.

Monarchie was altijd verbonden met religie. Het idee was dat alle macht uiteindelijk afkomstig is van God die zijn zegen geeft aan een succesvol heerser maar die onthoudt aan een slechte heerser. In een democratie is die band met het goddelijke een stuk losser. Verkiezingen bepalen wie de meeste stemmen krijgt en nog slechts heel weinig mensen zullen de hand van God aan het werk zien tijdens de formatiebesprekingen. Het maakt Hem niet uit wie er in Nederland premier wordt, al beweert één lid van de Nederlandse regering nog steeds dat hij zijn functie heeft ‘bij de gratie Gods’. Dat is de koning, die deze stelling in elke wet herhaalt. Voor zijn ministers geldt: ‘Ze vormen geen team, maar een vergadering van stamhoofden.’2 Politiek is in een democratie een kwestie van bemoeienis en heeft twee vijanden: onverschilligheid en de hysterische activiteit van de bemoeial. Aan de laatste is in Nederland nooit gebrek en mede daarom maken in Nederland nette mensen hun handen niet vuil aan politiek. ‘The Dutch are little disposed to take a busy and sustained part in politics. They rather enjoy their liberties, than exercise their rights.’3 De Atheners zagen dat anders. Die wisten dat onverschilligheid een gevaar vormt voor het functioneren van een democratie. Een van Solons eerste wetten was: Wie weigert partij te kiezen als de gemeenschap ernstig is verdeeld, moet na afloop van het conflict, zodra de orde is hersteld, worden verbannen. En ‘idioot’ was het woord dat de oude Grieken gebruikten voor iemand die niet zelf deelnam aan de volksvergadering waar over zijn wel en wee werd beslist. Thucydides liet Pericles in diens beroemde grafrede onder meer zeggen dat Athene er van de andere steden in verschilde dat ‘Wij als enigen beschouwen de burger die zich aan de politieke besluitvorming onttrekt niet als iemand die niet tot last is, maar als een nutteloos mens, als iemand aan wie je niets hebt.’ Paul Léautaud schreef in dezelfde geest: ‘Ik denk aan al die lieden (ik ken ze), die weliswaar een uitgesproken mening hebben over wat er gebeurt, wat ze zien of te weten komen, maar uit gemakzucht begonnen zijn hun mond te houden en zich aldus een soort stomheid hebben aangewend, zo zelfs dat ze in geestelijk opzicht niets minder dan eunuchen zijn geworden. Zij hebben de eer vervangen door het legioen van eer.’4 (Zie: Opstand)

Bloedserieus hoeft actieve politieke bemoeienis bovendien niet te zijn. De historicus Johan Huizinga die dacht dat alle menselijke cultuur in spel zijn oorsprong vindt, meent dat mensen van nature partij kiezen, net als kinderen op een speelplaats, gewoon voor het plezier in het spel. We verdelen ons in partijen, in klieken of iets anders, niet om een of ander feitelijk voordeel te behalen, maar eenvoudig voor het drama van de strijd.5 (Zie: Agonie)

1 Jacques de Kadt.
2 Joop van den Berg. (Tevens bedenker van de term ‘de Haagse kaasstolp’.)
3 Lord Napier in een brief van december 1860. Via Christianne Smit, Omwille der billijkheid (2002).
4 Paul Léautaud, Propos d'un jour (1947).
5 In het beroemde Robbers Cave experiment (1954) lieten de psychologen Muzafer en Carolyn Sherif zien hoe elfjarige jongens spontaan groepen vormen die elkaar bestrijden.