Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Gepubliceerd op 21-09-2020

Pluimstrijken

betekenis & definitie

Nederland, mijn land, is niet alleen behept met een denigrerende naam maar ook met een taalminderwaardigheidscomplex dat is aangeleerd, niet aangeboren. Georg Lichtenberg mag gegrapt hebben dat de ezel hem een paard lijkt, dat in het Nederlands is vertaald, maar toen de ongeveer zestig steden hier zich aan het eind van de zestiende eeuw losmaakten van vreemde overheersing, kenden we in onze jeugd als natie een groot misschien zelfs al te groot taalzelfbewustzijn.

Vooral vanuit het zuidelijk front aan de bovenloop van de Schelde wierpen verdedigers zich onvervaard in de taalstrijd. Zij beschouwden het Nederlands als superieur aan alle andere talen, net zoals in de islamitische wereld nog steeds de overtuiging leeft dat het Arabisch de beste taal is, met als argument dat de aartsengel in het Arabisch tot Mohammed sprak.Om soortgelijke reden is Hebreeuws eeuwenlang als de beste taal beschouwd, totdat men erachter kwam dat het Oude Testament oorspronkelijk in het Aramees was geschreven. Als we de humanistische filosoof en arts Johannus Goropius Becanus mogen geloven zijn al die talen echter nieuwkomers en was het Nederlands: ‘De outste ende volkomenste taal des werlds; uyt de welcke meest alle talen haar oorsprong hadden.' Volgens hem werd in het paradijs Nederlands gesproken, maar Becanus kon dit standpunt niet met overtuigende bewijzen staven.

Het Nederlands had in de zestiende en zeventiende eeuw wel betere pleitbezorgers. Hendrik Spieghel, bijvoorbeeld, die Italiaans en Spaans maar ‘wanschickelyke’ talen vond en het Frans een onzuiver mengsel achtte van Latijn en Duits, pleitte ervoor om de Nederlandse taal te zuiveren van vreemde woorden.2 Coornhert en Roemer Visscher steunden hem in dit streven en de geniale geleerde Simon Stevin noemde het Nederlands ‘de aldercierlickste, ende aldervolmaecste Spraecke der Spraecken’.3 Hij achtte het Nederlands (dat hij Duytsch noemde) ook beter dan andere talen geschikt voor de wetenschap,4 omdat het Nederlands de werkelijkheid beter kon weergeven. Onder andere omdat in deze taal de volgorde aan samenvoegingen een andere betekenis geeft. Waterput bijvoorbeeld is iets anders dan putwater. Een koekenpan is geen pannenkoek.

Kloekmoedig hebben zij gestreden, maar de inzet van deze grote mannen is niet voldoende gebleken. De Nederlander is niet langer fier op zijn taal. Hij kent geen teksten van gezangen of gedichten uit het hoofd en ik heb zelfs het gevoel dat mijn taal steeds minder woorden telt. Er komen zo nu en dan wel nieuwe woorden bij, maar er sterven veel meer woorden uit. Pluimstrijken bijvoorbeeld, hoor ik nooit meer. Dat verdwijnen van woorden stemt me droef, net als natuurfilms over prachtige diersoorten die aan het eind steevast melden dat het aantal van deze dieren tot een gevaarlijk laag niveau gedaald is als gevolg van menselijk handelen: de erfzonde van het duurzaamheidsgeloof. Het zij zo. Natuurlijk weet ik wel dat taal altijd verandert, dat er vele talen zijn uitgestorven en dat ook het Nederlands ooit ten onder zal gaan. Dat is een gegeven. Dan wordt het een taal voor filologen.5 Mijn vriend P. had daar geen moeite mee. Die was vanuit het Limburgs dialect overgeschakeld op het Nederlands, maar zag dat Engels na de Tweede Wereldoorlog zowel de taal van de wetenschap was geworden als van het internationale zakenleven. Hoe eerder het Nederlands zou worden opgeheven, des te beter, wat hem betreft. De landstaal was voor hem slechts een handicap in de internationale concurrentiestrijd. Leer kinderen op de kleuterschool al Engels was zijn devies, maar dan moeten de leraren wel native speakers zijn, geen Nederlanders die dinglish spreken. Over een tijdje spreekt de hele wereld Engels, wist hij zeker. Hij volgde daarmee Adam Smith die met zijn verlichte vrienden uit Edinburgh toch bevreesd was dat hun Schotse dialect in Londen provinciaals zou overkomen en niet alleen geboeid was door taal,6 maar ook medeoprichter was van The Select Society for Promoting the Reading and Speaking of the English Language in Scotland.

Inmiddels spreekt iedere Nederlander wel een soort van Engels, maar W.F. Hermans schreef: ‘Wie een taal spreekt die zijn moedertaal niet is, die wordt naar beneden gedrukt, onherroepelijk. Waarom hebben gekoloniseerde volkeren zoals negers, indianen enz. de reputatie gekregen dat ze zo kinderlijk zijn? Omdat ze gedwongen waren tegen hun meesters talen te spreken die ze niet goed kenden.’7 Bovendien maakt de Brexit het nog maar de vraag of Engels een officiële taal blijft in de Europese Unie. En is een universele taal trouwens wel goed voor de vooruitgang? P. ging daar voetstoots van uit. Veel later leerde ik pas een argument dat daar tegenin ging: de Renaissance kwam pas op stoom toen mensen in hun landstaal gingen schrijven in plaats van in het Latijn. Dante in zijn Toscaanse dialect, Chaucer in het Engels van de onderklasse, in plaats van het Frans van de heersende Normandiërs.

Natuurlijk moet niet ieder gehucht zijn eigen taal spreken; enige regionale harmonisering lijkt wel gewenst. Zoals bij de Grieken die hun cultuur baseerden op hun taal zoals vastgelegd door Homerus. Hun taal was hun trots. Wie geen Grieks sprak brabbelde maar wat; die was geen Griek maar een barbaar.8 Een te groot verspreidingsgebied zou voor een taal echter wel eens de dood in de pot kunnen betekenen. ‘Het is waar dat een wereld met één universele taal makkelijker zou zijn voor bureaucraten en managers, maar misschien dat de kneedbaarheid en diversiteit van taal een essentiële rol hebben gespeeld in de menselijke evolutie.’9 Over het algemeen geldt dat uniformiteit risico’s met zich meebrengt. Een monocultuur kent geen weerstand tegen onverwachte gevaren. Daarom kun je in het Amazonegebied geen rubberplantage aanleggen.10 Micro-organismen zouden alle rubberbomen meteen doden. Alleen door zich te verspreiden tussen andere soorten in de jungle weet de rubberboom aan zijn parasieten te ontvluchten. Misschien dat één taal de mens ook te ontvankelijk maakt voor geestelijk ongedierte.

Het zou best zo kunnen zijn dat taal geholpen heeft bij de evolutie van de mens. Biologische vooruitgang is immers het resultaat van toevallige genetische fluctuaties die alleen van betekenis kunnen zijn in kleine, genetisch geïsoleerde gemeenschappen. Mensen kennen niet alleen fysieke barrières tussen gemeenschappen. Menselijke gemeenschappen onderscheiden zich ook van elkaar door hun verschil in taal. Zo’n extra -culturele grens versnelt genetische vooruitgang. Misschien geldt hetzelfde voor zangvogels die, gelijk de mens ten aanzien van andere aapachtigen, een grotere cortex hebben dan andere vogels. Wie weet is taal bij mensen ook wel ontstaan als zang?

In ieder geval is het gebruik van de taal belangrijk. ‘De algemene samenwerking binnen de soort door middel van taal is het fundamentele mechanisme waarmee de mens overleeft.’11 ‘Onderlinge communicatie is de belangrijkste machtsbron waar mensen in de strijd om het bestaan over beschikken.’12 Intussen gaat op de kortere termijn mijn taal waarschijnlijk teloor, mede door verslonsing. Ik heb me voorgenomen om mooie woorden te koesteren door ze te gebruiken. Woorden als aandacht, behoedzaam, beuzelpraat, gebakken lucht, ergdenken, glimp, kenmerken, moedwillig, murw, smeulen, sneu, spotprent, weemoed, wispelturig en pluimstrijken. Of gewoon een woord als handschoen, dat aan zijn eenvoud zijn pracht ontleent. En natuurlijk woordenschat zelf.

Lelijke woorden zal ik niet gebruiken in de hoop dat ze uitsterven in een of ander probleemaccumulatiegebied. Ik denk dan aan win-winsituatie, vleestomaat, jongeren, hulpverlener, zorgsector, publicist of opiniemaker. Ook hoop ik

- om met Gerrit Komrij te spreken dat de term duurzaamheid geen lang leven is beschoren.
1 In zijn Origines Antwerpianae (De oorsprong van Antwerpen) uit 1569.
2 In zijn Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst (1584).
3 In zijn De Thiende.
4 In zijn Uytspraek van de weerdichheyt der Duytsche tael (de inleiding van zijn boek Weeghconst)
5 Liefde voor het woord, betekent filologie letterlijk. Friedrich Nietzsche en J.R.R. Tolkien waren beiden hoogleraar in de filologie, de tak van de taalkunde die zich richt op dode talen.
6 Adam Smith, Considerations Concerning the First Formation of Languages (1761/1767).
7 W.F. Hermans, Nooit meer slapen (1966).
8 In diezelfde geest noemde de dichter Bredero hij die vreemde woorden gebruikt in plaats van Nederlandse een ‘Kromtongh’ en een ‘Koeter-Waal’.
9 Freeman Dyson, Disturbing the Universe (1979).
10 Greg Grandin, Fordlandia (2009).
11 S.I. Hakayama, Language in Thought and Action (1949).
12 Norbert Elias, The Symbol Theory (1991).