Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Gepubliceerd op 21-09-2020

Manager

betekenis & definitie

‘[Marxistische] theorie ging uit van de veronderstelling dat het kapitalisme slechts kon verdwijnen, ineenstorten, vernietigd worden, om plaats te maken voor een ander systeem: het socialisme. Dit nu is gebleken in alle opzichten onjuist te zijn.

Het kapitalisme is nergens meer intact, het is overal bezig terrein en macht te verliezen, zo het al niet heeft plaatsgemaakt voor toestanden die men met de beste wil van de wereld niet langer kapitalistisch kan noemen. Maar daar waar het kapitalisme verdwenen is, of in meerdere of mindere mate aan macht heeft verloren, is slechts in enkele gevallen - en die zijn nergens belangrijk genoeg om de gang van zaken in de wereld te beheersen sprake van socialistische regelingen.’1 Het is niet de arbeider die het kapitalisme heeft verslagen, het is de manager. Lees Schumpeter maar. Of Trotski. Deze bevlogen leider van de Russische Revolutie werd opzij gezet - en uiteindelijk in Mexico vermoord door de manager van de Sovjet-Unie, Josef Stalin.2 Zowel in Oost als West domineert de manager de moderne tijd.Wat een manager is? Het woord is Engels, maar het begrip is te traceren naar het door de Saksen gegrondveste Heilige Roomse Rijk. De eerste Duitse keizers moesten een organisatie opzetten om hun gebied te besturen en de lokale edellieden (edelfreie) haalden hun neus op voor het beheer van boerderijen of andere administratieve taken. Men ging liever jagen. Even na het jaar duizend blijkt keizer Koenraad de eerste managers te hebben aangesteld. Zo’n agent van de keizer werd ministerialis (Dienstmann) genoemd en beheerde landerijen of vervulde andere taken.3 De ministeriales waren niet geheel vrij, zoals de adel. De keizer bepaalde bijvoorbeeld of - en zo ja, met wie zij mochten trouwen. Maar ze werden niet behandeld als derde stand; ze hadden een aan de adel gelijke status. Interessant is dat er qua beloning twee soorten managers werden onderscheiden. De casati beheerden land en werden betaald met een percentage van de opbrengst. De non-casati vervulden administratieve of militaire bevoorradingstaken uit en werden betaald met een geldbedrag, dat weer werd gefinancierd uit de opbrengst van een specifiek productiemiddel, bijvoorbeeld een molen of een tol.

Het zal niet bevreemden dat de vrije edelen weinig op hadden met deze aangestelde managers en deze onvrede met de grote invloed van de ministeriales speelde zeker mee als motief bij de grote opstand tegen de keizer, de Sachsenkrieg van 1073.

Ook acht eeuwen later, bij de opkomst van de industriële concerns, is de opkomst van de manager in Duitsland te traceren. Emil Kirdorf (1847-1938) was de eerste ‘aangestelde’ industrieel in Duitsland. Dat wil zeggen: hij was geen eigenaar of oprichter van zijn bedrijf, zoals de andere industriëlen toentertijd, maar hij was een manager. Begonnen als boekhouder bij een klein mijnbouwbedrijf had hij zich in 1873 opgewerkt tot Generaldirektor van de Gelsenkirchener Bergwerks AG en verwierf hij enorme invloed. Zijn bijnaam was de Bismarck des Ruhrbergbaus en hij was degene die aan het eind van de negentiende eeuw het grote kolenkartel tot stand bracht: het Rheinisch-Westfälischen Kohlesyndikat, de rechtsvoorganger van de huidige energiegigant RWE.

Hij was ook nogal reactionair. Van democratie moest hij niks weten. Van vakbonden evenmin. Regering en ondernemers moesten volgens hem zorgen voor een goede samenleving. Hij zag wel wat in Adolf Hitler en introduceerde de Führer in de jaren dertig bij de grote werkgevers van Duitsland.

James Burnham zag nazi-Duitsland als de eerste opkomende managerial state. Hij schreef aan het begin van de Tweede Wereldoorlog: ‘How strange that it has not yet been remarked how seldom we find a manager among the voluntary or forced exiles from Nazi Germany! There are artists and writers among the exiles, ideologists and politicians, unassimilable foes of the new regime, storekeepers and professionals and teachers, and not a few capitalists, both Jews and Christians. But almost never a manager. It is strange that this has not been remarked but not strange that this is the case. For the managers realize that the society which is developing is their society.’4 Burnham definieerde de nieuwe managersklasse als ‘mensen die in staat zijn de tegenwoordige massa-industrie te controleren, alsook de georganiseerde arbeid en supranationale vormen van politieke organisatie’. (Zie: Brandweer) Tegelijkertijd met de opkomst van de moderne manager werd ook het concept wittenboordencriminaliteit bedacht5 en rond 1954 werd business administration in de Verenigde Staten het vak waar de meeste mensen een diploma in wilden behalen.6

1 Jacques de Kadt, ‘Van 1947 naar 1948’ (1948).
2 Of lees Raghuram, G. Rajan en Luigi Zingales, Saving Capitalism from the Capitalists (2003). Hun centrale stelling luidt dat de grootste bedreiging voor het kapitalisme de managers zijn, die luidkeels de zegeningen van de vrije markt bezingen, maar in werkelijkheid voortdurend bezig zijn de vrije concurrentie de nek om te draaien.
3 In Nederland beschouwt het staatshoofd ‘ministers’ nog steeds als zijn dienaren. In de Verenigde Staten ook. Maar daar is het staatshoofd gekozen.
4 James Burnham, The Managerial Revolution. What is Happening in the World (1941).
5 Edwin Sutherland, White Collar Crime (1949). Deze socioloog/criminoloog had de term voor het eerst gebruikt in :939 in een toespraak voor de American Sociological Association en definieerde de nieuwe misdaad als ‘crime committed by a person of respectability and high social status in the course of his occupation’.
6 William Whyte, The Organization Man (1956).