Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Gepubliceerd op 21-09-2020

Islam

betekenis & definitie

Wie wel eens wandelt in een stadspark, kent de getatoeëerde en rokende eigenaar van een woest uitziende hond, gefokt op kracht, bijtvermogen en agressie, die het beest steevast onaangelijnd laat lopen en ouders die hun in het gras spelende kleuters bevreesd uit z’n buurt tillen aanspreekt met ‘hij doet niks, hoor’. Gaat u met de man in gesprek, iets wat hij gaarne initieert, dan zal hij u uitleggen dat er op aarde geen vriendelijker beest bestaat dan zijn hond en dat het zo oneerlijk is dat mensen afgaan op diens uiterlijk.

Ik heb zelfs zo iemand wel eens horen betogen dat het oneerlijk is dat als zijn hond een keer wel iemand bijt, hij meteen wordt afgemaakt, terwijl dat bij andere hondenrassen niet het geval is. Ik moet bekennen dat ik bij zulke ontmoetingen niet in discussie treed en slechts zwakke instemmende mompelgeluiden laat horen, proberende het gesprek zo snel mogelijk, maar zonder aanstoot te geven, te beëindigen.Ten aanzien van de islam is een weerwoord echter nodig. Terrorisme is slechts het topje van de islamitische ijsberg. Tal van mensen betogen dat de islam net zo vriendelijk is als een golden retriever, maar onder de godsdiensten die ik ken is de islam, tja, zeg maar een grote grommende rottweiler. Een katholieke denker vond dat ook: ‘Miljoenen mensen zijn alles vergeten over de islam. Ze nemen aan dat het gewoon een vreemde godsdienst is waar ze niks mee te maken hebben. Het is in feite de meeste formidabele en vasthoudende vijand die onze beschaving ooit heeft ontmoet. Het verhaal is allerminst ten einde. De macht van de islam kan ieder moment herrijzen.’1 Dan is er aanleiding deze godsdienst anders te behandelen dan andere godsdiensten. Veel mensen beschouwen ongelijke behandeling van godsdiensten als een taboe dat hier van oudsher zou gelden, maar in de om haar tolerantie veelgeprezen Republiek der Zeven Provinciën werden andere geloven dan het calvinisme slechts oogluikend toegestaan en mochten vooral niet opvallen. Ze moesten zich met schuilkerken tevredenstellen. Dat gold voor katholieken, andersoortige protestanten en joden. Van die laatste groep immigreerden er rond 1600 zoveel dat voor hen in Amsterdam in 1616 aparte regels werden ingevoerd. Joden mochten christenen niet proberen te bekeren, geen kritiek uiten op het christendom, niet gemengd trouwen of verkeren en geen lid van een gilde worden. Joden konden geen poorter worden, tenzij ze christen werden. Wel hoefden ze niet in een getto te wonen, geen tekens op de kleding te dragen en mochten ze hun geloof belijden, zolang dat binnenshuis was. Zij mochten het poorterschap kopen, maar kregen daaruit niet automatisch alle rechten die christenen dan hadden (zoals sociale voorzieningen) en bovendien erfden kun kinderen dat poorterschap niet.

Geen van de grote bepleiters van tolerantie in godsdienstige zaken was er voorstander van om alle godsdiensten vrijelijk toe te laten. John Locke, filosoof van de verdraagzaamheid, sloot in zijn befaamde Een brief over tolerantie (1685) katholieken uit van gelijke behandeling, omdat hun loyaliteit uiteindelijk bij Rome lag. Hij vond dat tolerantie zich niet uit kon strekken tot een godsdienst die de scheiding van kerk en staat niet accepteert. Montesquieu beval in zijn Over de geest van de wetten (1748) aan om geen nieuwe religies toe te laten in een land, maar die te verbieden. ‘Daar het vrijwel uitsluitend onverdraagzame religies zijn die bezeten zijn van de drang ook elders voet aan de grond te krijgen.’ Zelfs Voltaire vond in zijn Traité sur la tolérance (1763) dat er een staatsgodsdienst moest zijn en dat alleen aanhangers van die staatsgodsdienst publieke functies zouden mogen bekleden.

‘In de islam is geen enkele groep, geen enkele activiteit, geen enkel deel van het menselijk leven op enigerlei wijze buiten het bereik van de religieuze wet en jurisdictie.’2 Als je voorstander bent van de vrijheid van meningsuiting is een kritische houding jegens de islam onvermijdelijk. Alle wetten en regels die wij in Nederland kennen met betrekking tot vrijheid van godsdienst zijn opgesteld met de verschillende christelijke varianten in gedachten. Niet om met de islam om te gaan. Hoe vandaag de dag de islam te tolereren? Want wat dikwijls wordt vergeten: ‘tolerantie is iets dulden, niets iets gunnen’.3 Neen, niet alle moslims zijn terroristen, maar wat is er ten principale tegen om islamieten in Nederland voortaan net zo te behandelen als niet-islamieten in Saudi-Arabië worden behandeld? Ook in de recente Nederlandse geschiedenis kunnen handvaten worden gevonden. Tot 1973 stond in de grondwet dat katholieken geen optochten mochten houden buiten hun eigen buurten. Nog in 1962 verklaarde de Hoge Raad dit ‘processieverbod’ niet in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens of de vrijheid van godsdienst.

Verder terugkijkend in de tijd kan het Pact van Omar inspiratie bieden. Dat is naar verluidt in 717 gesloten tussen de kalief en de christenen die in Syrië woonden. Dat gebied was rond 640 door de Arabieren veroverd en een paar generaties later was er dringend behoefte aan regeling van de omgangsvormen tussen de bezetters en de bevolking. Deze werden vastgelegd in een dertigtal leefregels voor de onderworpenen. Het gaat te ver om deze hier in detail te beschrijven, maar de geest van het document was dat in het sociale verkeer van christenen een nederige houding werd verwacht. Vanzelfsprekend mochten die geen kloosters of kerken bouwen, hun godsdienst niet in het openbaar belijden, geen paardrijden of wapens dragen, niet te veel lawaai maken en geen huizen hebben die hoger waren dan die van moslims. Dergelijke beperkingen voor joden en christenen zijn even later ook in het kalifaat van Cordoba afgesproken en zoals we te pas en te onpas te horen krijgen was dat hét historische voorbeeld van een verdraagzame multiculturele samenleving. Overigens willen moslims helemaal niet tussen niet-moslims wonen.

1 Hillaire Belloc, The Great Heresies (1938).
2 Bernard Lewis, What Went Wrong? (2002).
3 Gerrit Komrij.