Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Gepubliceerd op 21-09-2020

Gelijkheid

betekenis & definitie

Nee, jongens en meisjes, ongelijkheid is niet hetzelfde als onrechtvaardigheid. Sommige ongelijkheid is goed, andere ongelijkheid is slecht.

Ongelijkheid is niet de oorzaak van wat er gebeurt, maar een symptoom of gevolg van allerlei processen.Ongelijkheid is normaal. Gelijkheid is een afwijking. Geen twee korreltjes zand op het strand zijn gelijk. Niet twee van de ontelbare sterren in het heelal zijn gelijk. Maar de mens ziet graag dingen die er niet zijn. Bijvoorbeeld gelijkheid. De mens doet ook net of hem onwelgevallige dingen niet bestaan. Zoals verschillen. Verschillen tussen goden, tussen geslachten, tussen rassen, tussen van alles waarvan we vinden dat het gelijk moet zijn. Die ontkenning van feiten lijkt toe te nemen. De mens wil zo graag dat iedereen gelijk is en dat wensdenken schept problemen.

De ergste vorm van gelijkheid is te proberen om ongelijke dingen gelijk te maken, meende Aristoteles. Of iets breedsprakiger: ‘Het is de gelijkheid als ideaal die, gegeven de biologische en sociologische onbestaanbaarheid van gelijke mensen, de rancune promoveert tot een macht van den eersten rang in de samenleving: want wie niet gelijk is aan den ander en toch gelijk aan dien ander wenst te zijn, wordt in deze samenleving niet onder verwijzing naar stand of kaste op zijn nummer gezet, maar aan hem wordt een premie toegekend. Zijn streven naar gelijkheid wordt theoretisch rechtvaardig geacht. [...] Ziedaar de groote paradox eener democratische maatschappij, waarin de rancune niet alleen aanwezig is, maar ook wordt aangemoedigd als menschenrecht.’1 (Zie: Afgunst)

Mensen zijn niet gelijk. Door ze als gelijken te behandelen worden de betere mensen tekort gedaan. Dat remt de vooruitgang, ook die van de slechte mensen. ‘Wat is gelijkheid anders dan de ontkenning van iedere vrijheid, van iedere superioriteit en van de natuur zelf? Gelijkheid betekent slavernij.’2 (Zie: Agonie)

Het negatieve verband tussen gelijkheid en vrijheid wordt vaak miskend. (Zie: Vrijheid) Meer gelijkheid maakt de wereld niet beter. Het omgekeerde is waar. Welvaart is gebaseerd op specialisatie van arbeid en die is gebaseerd op ongelijkheid. ‘Niet onze overeenkomsten, maar onze verschillen doen de verdeling van arbeid ontstaan en de complexe marktprocessen van productie en handel. Het is in ons voordeel om te specialiseren en te handelen met andere specialisten. Door op die manier anderen te bedienen en zo nog bekwamer en uitmuntender te worden - en terwijl men dat doet ongelijker te worden dient men het best zijn eigen belang.’3 En dat op zijn beurt brengt nog belangrijker voordelen: ‘Die enorm toegenomen onderlinge afhankelijkheid noopte mensen er uit welbegrepen eigenbelang toe zich tegenover elkaar in te houden. Wie wat gedaan wil krijgen van iemand moet nu eenmaal rekening met hem houden en beleefd blijven.’4 (Zie: Markt)

Gelijkheid is het ideaal van de bureaucraat. Die is dol op allemaal dezelfde mensen die je naar believen kunt vervagen door andere, als onderdelen van een machine. (Zie: Hiërarchie) Gelijkheid is ook het ideaal van de afgunstige, diens mom om af te nemen van haar die meer of beter heeft. Dat was wat Jean-Jacques Rousseau betoogde in zijn Vertoog over de ongelijkheid: privé-eigendom is de oorzaak van alle kwaad. De machthebbers gebruiken het om controle en hun rijkdom te behouden.5 ‘De meest boosaardige gek die ooit geleefd heeft,’ vond Voltaire hem.

Bureaucratie en afgunst tezamen vormen een geduchte macht die maakt dat de roep om gelijkheid nooit verstomt, maar juist steeds sterker klinkt. Slechts één tegenkracht houdt stand: de natuur. Het hele systeem van evolutie is gebaseerd op ongelijkheid, op kleine verschillen waaruit grote veranderingen ontstaan. Op het slagveld van de ideeenstrijd zien we zo in het gevecht om gelijkheid aan de ene kant de bureaucraten en de afgunstigen opgesteld staan en aan de andere kant de werkelijkheid. Dan valt de winnaar te voorspellen: ‘Je kunt de natuur wegjagen met een hooivork, maar ze zal altijd terugkeren en voor je het weet barst ze in triomf door jouw domme afkeuren heen.’6 In hedendaagse termen: ‘You can either believe in equality or you can believe in reality.’7 Als geheugensteuntje: een goed werkende samenleving is niet gebaseerd op gelijkheid, niet gebaseerd op gelijke kansen, maar kent wel gelijke rechten.8 Als die er zijn, dan kunnen we met de dichter9 zeggen:

Ghelijckheid is een deught die ware vriendtschap baart, En die de zieltjens zoet onendelijck vergaart.

En wat een wel-lust ist te spreken met malcander Daar yders eyghen ziel vaart over in den ander. 1 2

1 Menno ter Braak.
2 Gustave Flaubert.
3 Leonard E. Read, Having my Way (1974).
4 Herman Franke, de Volkskrant, 20 februari 2004.
5 Jean-Jacques Rousseau, Discours sur l’origine et les fondements de l’inégalité parmi les hommes (1755).
6 Horatius, Epistulae (ca. 20 v.Chr.): Naturam expelles furca, tamenusquerecurret, et malaperrumpet furtim fastidia victrix.’
7 Jim Goad, ‘Ending Gender Discrimination in Professional Sports’, Taki’s Magazine, 3 juli 2017.
8 Cleisthenes reorganiseerde in 508 v.Chr. het bestuur van Athene. In plaats van tussen vier clans op familiebasis werd de macht verdeeld over de tien wijken (demes) waar men woonde. Hij noemde zijn nieuwe systeem ‘isonomie’ (gelijkheid voor de wet). Wij formuleren slordiger en noemen het democratie.
9 Bredero, Angeniet (1623).