Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Gepubliceerd op 21-09-2020

Diversiteit

betekenis & definitie

Op de nog geen 34.000 km2 land die Nederland beslaat is niet veel diversiteit te verwachten. Op dit westelijk uiteinde van de Noord-Duitse laagvlakte zijn bergen noch dalen te bekennen, woestijnen noch hoogvlakten, vulkanen noch ravijnen.

Zelfs geen rots staat er in de vlakke modderige afgegraven veengronden, waar voorheen traag meanderende rivieren door mensenhanden in strakke beddingen zijn gedrongen. Die monotonie van het landschap weerspiegelt zich in de langst levende wezens hier. De beuk heeft het moeilijk aan dit noordelijke einde van zijn verspreidingsgebied. De eik doet het hier beter en de berk nog beter, maar in totaal kent Nederland slechts een stuk of dertig inheemse soorten bomen. Het woud rond de Amazonerivier daarentegen kent tegen de 20.000 soorten bomen.1 Ook als je dat tropische regenwoud verdeelt in gebiedjes zo groot als Nederland is de verscheidenheid aan bomen er vele malen groter dan in de delta van Schelde, Maas en Rijn. In het regenwoud biedt die diversiteit bescherming tegen aanvallen van micro-organismen, maar als in deze streken een ziekte onder essen of iepen uitbreekt sterven die van Estland tot Engeland.Geen diversiteit onder bomen betekent geen diversiteit onder dieren. Onder mensen was de diversiteit alhier eveneens beperkt. In mijn jeugd waren er slechts katholieken, protestanten en openbaren. Meer soorten mensen had je toen niet. Wel herinner ik me vleugen van Oost-Indië. De weduwe van Indië werd Den Haag, waar ik vandaan kom, wel genoemd. Er waaien door mijn geheugen gekruide geuren afkomstig uit de portieken waar veel Indische gezinnen woonden en waar de hele dag werd gekookt. Maar Indisch was niet vreemd. Dat hoorde erbij. Alles wat vreemd was, was ver weg.

Daar stuurden we spullen heen. Zilverpapier van chocoladerepen werd ingezameld ten behoeve van de arme negertjes in Afrika. Die ‘arme negertjes in Afrika’ waren een begrip. Aan hen werd in ons gezin gerefereerd als iemand zijn bord niet leeg wilde eten. Die arme negertjes in Afrika zouden maar al te blij zijn met wat wij weigerden. Ik denk dat dit jong aangebrachte schuldbesef bij veel mensen van mijn generatie diep heeft doorgewerkt en heeft bijgedragen aan de onkritische houding ten aanzien van ontwikkelingshulp. (Zie: Bijvoeden)

Zelf kende ik in mijn jeugd twee negers. Niet in het echt, maar via de media. De eerste was Sjimmie, een van de hoofdpersonen uit de strip Sjors en Sjimmie, die zelfs een eigen tijdschrift hadden voordat de Donald Duck hen uit de markt drukte.2 De andere was op televisie. Daar speelde de Amerikaanse acteur Donald Jones ‘Mik’ in de serie Pipo de Clown. Hij was in mijn geboortejaar naar Nederland gekomen en was toen een bezienswaardigheid, zoals hij zelf ook merkte: ‘Ik was een “oddity”. Een vreemd ding. Je kon het aanraken en je kon ermee praten. Ik liep een keer door de Leidsestraat en ik voelde ineens een hand door mijn haar. Ik schrok me lam. Waren het meisjes, ze zeiden: “Sorry meneer, we wilden even voelen.”’3 Het enige buitenlandse eten uit mijn jeugd kwam van de chinees. Later, toen ik studeerde, raakten ook Franse restaurantjes in de mode. Die serveerden uitheemse gerechten als uiensoep en entrecote met knoflookboter op houten bordjes met zo’n geultje rondom, in feite petrischaaltjes, die uiteindelijk door de Keuringsdienst van Waren werden afgeserveerd. Diversiteit, kortom, is iets dat Nederland niet kende in mijn jonge jaren, toen aardappelen, groente en vlees in vaste combinaties op het menu stonden. Bloemkool met saucijsjes, rodekool met draadjesvlees, doperwtjes met kip. Dit alles goed doorgekookt, conform ‘Het kookboek van de huishoudschool van de Laan van Meerdervoort’.

Vandaag de dag wordt diversiteit niet alleen vol enthousiasme aangeprezen. Het wordt opgelegd. Zoals wel vaker bij een overreactie wordt elke aantrekkingskracht van het oude taboe ontkend, al verkeren mensen van nature het liefst onder gelijken. Dan zijn ze het meest op hun gemak.4 En alleen als mensen op hun gemak zijn, valt de samenleving goed te besturen. Daarom zijn democratie en culturele diversiteit begrippen die haaks op elkaar staan5 en leeft van oudsher het idee dat slechts kleine gemeenschappen democratisch bestuurd kunnen worden. Bij grotere landen slaagt democratisch bestuur alleen als sprake is van één taal, één cultuur, een set van normen en waarden, kortom: zo weinig mogelijk diversiteit.

In Nederland wordt veel gesproken over diversiteit, maar niet over de vraag hoe groot het land ook vanuit democratisch oogpunt maximaal kan zijn. Hoeveel mensen we hier willen hebben. Vroeger wel. Toen de Nederlandse bevolkingsomvang eind 1949 bijna de ‘gevaarlijk’ geachte grens van 10 miljoen inwoners had bereikt, vond de regering onder leiding van PvdA-premier Willem Drees dat de tijd was aangebroken dat men beter kon gaan emigreren want Nederland werd te vol. (Zie: Beleid) Een half miljoen mensen deden dat.

In 1979 was het aantal mensen in Nederland niettemin verder gestegen tot 14 miljoen en las de koningin uit de troonrede voor: ‘Ons land is vol, ten dele overvol. [...] In de Nederlandse samenleving neemt het aantal mensen van vreemde taal en cultuur snel toe. Vooral in de grote steden schept dat problemen. Het gaat om goede huisvesting voor buitenlandse werknemers en vele anderen, om aangepast onderwijs en om blijvende werkgelegenheid. Maar er is ook een geestelijke opgave: in het leven van alledag de verdraagzaamheid te betrachten die we anderen plegen voor te houden.’ Inmiddels wonen er 3 miljoen mensen meer in Nederland dan toen deze geestelijke opgave werd verstrekt en is het afdwingen van integratie van staatswege mislukt en opgegeven. In plaats daarvan is het overheidsbeleid erop gericht om de uitstoot van CO door al die mensen fors te verlagen. Daarmee stoot je niemand voor het hoofd. (Zie: Wallages)

1 Nederland kent wel 20.000 soorten insecten.
2 Sjors van de Rebellenclub, uitgegeven door De Spaarnestad.
3 De Groene Amsterdammer (1999).
4 Robert D. Putnam die eerder faam vergaarde met Bowling Alone. The Collapse and Revival of American Community (2000) ontdekte dat etnische diversiteit vertrouwen verlaagt. Hij durfde die bevinding lange tijd niet te publiceren.
5 Kenneth Minogue, The Servile Mind (2010).