In mijn jongste jaren was mr. ir. B.W.
Haveman een belangrijk man in Nederland. Na een vooroorlogse carrière als beleidsambtenaar op verschillende ministeries had deze in 1908 in het Friese Wijnjeterp1 geboren domineeszoon in mei 1945 aan de wieg gestaan van de Partij van de Arbeid, waar hij zitting kreeg in het eerste partijbestuur. Vijf jaar later werd hij door de regering benoemd tot ‘Commissaris voor de Emigratie’. In zijn nieuwjaarstoespraak van 1950 had premier Willem Drees immers gezegd: ‘Een deel van ons volk moet het aandurven zijn toekomst te zoeken in grotere gebieden dan eigen land.’ In de troonrede van dat jaar was geconstateerd: ‘De sterke bevolkingsgroei en de beperktheid van de beschikbare grond blijven krachtige bevordering der emigratie eisen’ en koningin Juliana beaamde in een interview dat emigratie naar Canada zou worden voortgezet ‘omdat dit noodzakelijk was om het hoofd te bieden aan de overbevolking’.Er woonden toen 10 miljoen mensen in Nederland. Twee keer zoveel als in 1900, maar 7 miljoen minder dan nu. De overheid stimuleerde de dringend noodzakelijk geachte emigratie zowel materieel als spiritueel. Materieel door de overtocht te betalen en vertrekkende onderdanen enkele honderden guldens mee te geven. Spiritueel door ervoor te zorgen dat op de schepen met emigranten geestelijken meereisden. Deze ‘boordpredikanten’ verzorgden tijdens de overtocht kerkelijke activiteiten, maar belangrijker was dat ze weer terugkeerden na hun kudde te hebben afgezet en dan in de eigen gemeente nieuwe belangstelling genereerden voor landverhuizen. ‘Predikanten vervulden een niet te overschatten rol bij de promotie van emigratie onder het Nederlandse publiek, vanwege hun hoge maatschappelijke status. Tot het midden van de jaren zestig stonden zij op de maatschappelijke ladder net onder de burgemeester.’2 Aldus aangespoord vertrokken in de jaren vijftig meer dan een half miljoen Nederlanders met de Maasdam en andere schepen naar de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Of naar nog exotischer plaatsen: het Polygoonjournaal toonde in 1952 beelden van boerenfamilies die zich met hun vee en huisraad inschepen op het motorschip Alioth om in Brazilië een Nederlandse landbouwkolonie te stichten. Commissaris Haveman bezocht in 1953 Zuid-Afrika waar hij zich persoonlijk op de hoogte stelde van de mogelijkheden die dit land Nederlandse emigranten bood. Zijn taak werd nog zwaarder toen vanwege de agressieve politiek van de regering-Drees in verband met de kwestie Nieuw-Guinea het ‘overbevolkte Nederland’ vanaf 1954 nog eens ruim 300.000 mensen uit Indonesië erbij kreeg, omdat iedereen met de Nederlandse nationaliteit Indonesië moest verlaten. De regering zag deze repatrianten ongaarne komen en dacht er zelfs over om ze door te sturen naar Brazilië, in een gebied langs de Amazone. ‘Want daar is een klimaat dat deze mensen eigen is,’ aldus regeringscommissaris Haveman. Die veel reisde. Uit december 1959 dateert nog een foto waarin hij wordt geëerd op het hoofdkantoor van de KLM. De commissaris van de Nederlandse Emigratie dienst werd daar benoemd tot Skipper of the Flying Dutchman, door de president-directeur van de luchtvaartmaatschappij, ir. I.A. Aler.3 Twee jaar later, in 1961, was het beleid gekeerd. Toen haalden Nederlandse bedrijven zo veel goedkope arbeidskrachten uit Turkije en Marokko dat Nederland per saldo een immigratieland werd met fabrieken die twintig jaar later gesloten zouden worden.
Mr. ir. B.W. Haveman bleef tot 1969 Commissaris voor de Emigratie (vanaf 1962 met onbezoldigd buitengewoon verlof). Hij overleed in 1979.
1 Dit dorpje heeft bij mijn weten verder niets van belang bijgedragen aan de Nederlandse cultuur of samenleving, maar de ‘vuistbijl van Wijnjeterp’, in 1939 gevonden door Hein van der Vliet uit Lippenhuizen, laat wel zien dat al meer dan 150.000 jaar geleden mensen deze zandrug in de moerassen van Friesland bezochten.
2 Enne Koops, De dynamiek van een emigratiecultuur (2010).
3 Dit exclusieve frequent flyer-programma, waarvoor de KLM slechts zijn allerbeste klanten uitnodigt, bestaat nog steeds. De voordelen zijn vooral een hogere prioriteit en service, voorrang bij upgrades en een onbeperkte gastentoelage voor de lounge. De luchtvaartmaatschappij biedt deze status aan de bazen van grote multinationals, maar ook aan politici. Partner Air France heeft een speciaal arrangement voor leden van het Franse én het Europese parlement.