Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Gepubliceerd op 21-09-2020

Beelden

betekenis & definitie

Dat het moeite kost om een beeld te maken, zit in het woord ‘beeldhouwer’ inbegrepen. Die moest eeuwenlang met hamer en beitel een blok steen te lijf.

Dat ook televisiebeelden inspanning vergen, is slechts zo nu en dan te zien als bijvoorbeeld in het gedrang rond een politicus een cameraman in beeld komt. Die is altijd anders gekleed dan de journalisten en politici die ervan uitgaan dat ze in beeld komen. De cameraman draagt ’s zomers een T-shirt, ’s winters een leren jack. Politici en journalisten zie je daar niet mee in beeld. De conventies van de beeldcultuur worden slechts per ongeluk zichtbaar.Die conventies zijn wel aan verandering onderhevig. De klassieken toonden met hun marmeren beelden goden en mensen in al hun glorie, maar christenen verwoestten bijna al die beelden.1 Dat waren demonen. Er was maar één god en die mocht niet worden afgebeeld. Met een geloof gebaseerd op een boek hechtten christenen meer waarde aan woorden. ‘Woorden zijn dus meer vergeestelijkt, minder lichamelijk, en daardoor “hoger” in een christelijke cultuur die het lichaam wantrouwt.’2 Dat maakt hun leven ingewikkelder, want woorden vergen uitleg.

De ziel denkt nooit zonder plaatjes.3 De mens is mens door zijn ‘verbeelding’. Zonder ‘beeldspraak’ kunnen abstracte zaken niet besproken worden. Men liet rond het jaar 600 de teugels dan ook wat vieren. Toen moesten vele barbaren gekerstend worden en in dat kader stond paus Gregorius de Grote toe om Bijbelverhalen te visualiseren. ‘De beelden dienen alleen om aan de eenvoudigen, die de schrift niet kennen, te tonen, wat zij moeten geloven. Zij zijn de boeken der onwetenden,’ aldus de middeleeuwse theoloog Jean de Gerson acht eeuwen later.4 Misschien heeft de katholieke kerk op dit punt wel gelijk. ‘Ga niet over filosofie praten in het bijzijn van ongeschoolde mensen,’ adviseerde Epiktetos. En zolang kunstmatige beelden beperkt bleven tot schilderijen en sculpturen, konden ze weinig kwaad aanrichten onder de onwetenden. Maar de beeldtechniek schreed voort. De fotografie had al grote invloed en de cinematografie gaf de meesters van de propaganda de sovjets, de nazi’s en de mensen in Hollywood een wapen in handen waarmee ze hele menigten van onwetenden op hun hand konden krijgen. Toen kwam de televisie. Op 2 oktober 1951 opende de (katholieke) staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mr. J.M.L.Th. Cals de eerste nationale televisie-uitzending in Nederland, met de waarschuwing: ‘Dit is het moment waarop we ons moeten bezinnen of deze verworvenheid inderdaad een overwinning des geestes is. Wij zullen ervoor moeten zorgen, dat de techniek middel blijft en niet een doel op zichzelf wordt, anders zou het de dood van de cultuur betekenen. [...] Ik spreek daarom de wens uit dat dit nieuwe medium onder Gods onmisbare zegen in belangrijke mate zal bijdragen aan de spreiding van de cultuur in Nederland.’ God heeft deze wens niet in vervulling laten gaan.5 Wel wordt de beeldcultuur steeds indringender, dankzij de sterk toegenomen computercapaciteit. Eenieder kan via zijn telefoon, oorspronkelijk slechts ontwikkeld voor het woord, nu beelden ontvangen én verzenden. Een explosie van ‘selfies’ en snoezige plaatjes van katten was het eerste gevolg. Wat zal de langetermijninvloed zijn?

Omdat beelden emotioneren worden ze graag ingezet in een dispuut. Aristoteles onderscheidde drie retorische wapens om mee te overtuigen: autoriteit, emotie en feiten. In zijn tijd had de redenaar alleen nog maar woorden tot zijn beschikking. Maar beelden veroorzaken veel meer emotie dan de verbale metaforen waar Aristoteles aan dacht. (Zie: Aarde). Denk aan de foto van een meisje dat een napalmbombardement in Vietnam ontvlucht. De beelden van vernedering van gevangenen door Amerikaanse soldaten in een Irakese gevangenis waar voorheen decennialang ontelbare mensen gruwelijk waren gemarteld zonder dat daar beelden van bestonden. De foto van een dood jongetje op het strand. Beelden suggereren realiteit. Beelden maken geschiedenis omdat ze de verbeelding voeden.

Adam Smith heeft al gepoogd te verklaren hoe dit werkt. ‘Het verlies van een been mag worden beschouwd als een ernstiger ramp dan het verlies van een geliefde. Toch wordt over het verlies van een been nooit een treurspel geschreven,’ stelde hij vast.6 Dat komt volgens hem doordat je met lichamelijk lijden niet zo goed kunt sympathiseren (Zie: Empathie) omdat je het zelf niet voelt. Met op verbeelding gebaseerd lijden kunnen mensen wel sympathiseren omdat ze dat via hun eigen verbeelding ook kunnen ‘voelen’.

Saper vedere, weten hoe te kijken, was de lijfspreuk van Leonardo da Vinci. Maar wie bezit die kennis nog in de moderne wereld waar als maatstaf om het succes van de beelddressuur te meten het ‘kijkcijfer’ is ontwikkeld, een methode die haaks staat op verstandig denken. ‘Argumenten moet men wegen. Niet tellen.’7 Als 600.000 mensen iets goed vinden, betekent dat niet dat het beter is dan iets wat 300.000 mensen goed vinden of iets wat niemand goed vindt. Maar ja, dat kan ik wel zeggen, content is echter big business geworden in de media and entertainment industry. Beelden van mooie mensen, beelden van mensen die achter een bal aan rennen of beelden van auto’s die heel hard rondjes rijden, blijken miljarden waard te zijn. Daar iets tegen inbrengen, kan alleen de God van minister Cals. Of Allah, die net als zijn profeet nog steeds niet afgebeeld mag worden. (Zie: Vooruitgang)

1 Catherine Nixey, The Darkening Age (2017). Charles Freeman, The Closing of the Western Mind (2002).
2 Anneke Smelik, hoogleraar visuele cultuur, de Volkskrant,
15 mei 2004.
3 Aristoteles.
4 Ontleend aan Johan Huizinga, Herfsttij der middeleeuwen (l919).
5 Neil Postman, Amusing Ourselves to Death (1983).
6 Adam Smith, Theory of Moral Sentiments (1759). Hij voorzag het genie van

Willem Elsschot niet.

7 Cicero.